Direct naar artikelinhoud

De vrolijke ontregeling van de poëzielezer

Wie nieuwsgierig is, wordt in de hedendaagse poëzie op zijn wenken bediend, door dichters die onze vooronderstellingen van de werkelijkheid, maar ook van wat poëzie kan zijn, op de proef stellen. Els Moors, Delphine Lecompte en Nachoem M. Wijnberg zijn in hun nieuwe bundels elk op hun manier vrolijk ontregelend.

De Aalsterse uitgeverij het balanseer bood eerder al een forum aan proza dat niet aan de mainstream beantwoordt en geeft nu ook kansen aan poëzie. In het najaar verscheen de bijzondere bundel met cd Klinkt van de Nederlandse klankdichter Jaap Blonk. En zopas zette het balanseer samen met Nieuw Amsterdam zijn schouders onder Liederen van een kapseizend paard van Els Moors. In haar debuut Er hangt een hoge lucht boven ons (2006), waarvoor ze de Herman de Coninckprijs voor de beste debuutbundel kreeg, viel haar authentieke, licht absurdistische en bedrieglijk lichtvoetige stem al op. In Liederen van een kapseizend paard is dat niet anders.

Haar poëzie werkt ontregelend, omdat de lezer zijn perspectief voortdurend moet bijstellen. Want Moors weet telkens weer te verrassen. Het beeldende vermogen en het genot om met taal te jongleren spatten in deze bundel van de pagina's. Dat zorgt voor een aanstekelijke vorm van zinnelijkheid, die nog versterkt wordt door de seksueel getinte beeldtaal, die duister durft te zijn, zoals hier: "omdat het heelal zwart is/ maar ook doorzichtig/ net als de lepel/ die hij me geeft/ en waar ik los doorheen kan kijken/ hij geeft me glad zaad en ook/ daar kijk ik doorheen".

Zitten er geen duidelijke lijnen in deze bundel, omdat hij zo caleidoscopisch is? Misschien niet, maar in elk geval vangen we veel glimpen op van een dichterlijk subject dat haar weg zoekt in een bestaan dat wankelt, zoals de titel van de bundel al suggereert, en dat zoekt naar de betekenis van relaties ("kan een aanraking ooit meer zijn/ dan een gedoogbeleid"), om de existentiële eenzaamheid op te heffen: "mijn eenzame spraak/ is kuis als het water van/ een oceaan maar dan van/ voor hij door de wereld/ als stortplaats werd gebruikt". Dat Els Moors schrijnend lichtvoetige liedjes weet te maken van haar zoektocht, is indrukwekkend. Ze bevestigt hiermee dat ze een van de bijzonderste jonge vrouwelijke stemmen in het hedendaagse poëziekoor is.

Kwaadaardige sprookjes

Ook Delphine Lecompte is een van die stemmen, maar ze heeft een andere toon. Ze is niet in te tomen. Ze lapt enkele ongeschreven wetten van de poëzie - benoem de dingen niet, maar roep ze op door beelden, schrijf, maar schrap vooral - meer dan ooit aan haar laars in haar bedrieglijk aandoenlijke fabels vol adjectieven, uitweidingen en gedachtesprongen. De baldadige walvis is een boek van meer dan honderdvijftig bladzijden dat je aanzet tot zelfbedrog, tenminste als je op zoek gaat naar de waarheid, die hier mooi verstopt zit tussen alle verdichtingen en verzinsels.

Zouden we haar durven te geloven als ze in de epiloog schrijft dat een "Tilburgse dadaïst" die haar "onincestueus geadopteerd heeft" wenst dat ze "vormvastere gedichten" schrijft over "vroede volders en onderdrukte ververs in de tweede helft van de elfde eeuw"? Het is een legitieme zucht naar samenhang, een verlangen dat de dichteres hier mooi niet inlost, omdat ze daarmee de drijfveer van haar poëzie, fabuleren om te overleven, zou vernietigen.

Lecompte schrijft kwaadaardige sprookjes, zoals in 'Nuchter zelfportret met gestolen zaag': "Ik ben niet somber, ik plan vandaag/ Vandaag zal ik een moeilijke hond adopteren/ Vandaag zal ik een moeilijke hond met de zaag van de sponzenverkoper/ Doormidden snijden, en weer heel maken." In De baldadige walvis laat ze ons haar wat dichter op de huid zitten dan in haar vorige bundels, maar dan vooral opdat we in de spiegel zouden kijken en ons eigen existentieel eczeem zouden zien.

Grap zonder pointe

De Nederlandse dichter en VSB-poëzieprijswinnaar Nachoem M. Wijnberg verrast in zijn dertiende, net zo volumineuze bundel met een erg gevarieerd onderzoek naar de inhoud, de betekenis en de werking van een grap en de houdingen die we daarbij aannemen. Het werkt op een aangename manier ontregelend, omdat Wijnbergs bundel niet inwisselbaar is met een bundel light verse, zoals het werk van Drs. P, een moppenboek of de flauwiteiten van de scheurkalender.

Vaak doet Wijnbergs werkwijze denken aan iemand die niet over het vermogen beschikt om een grap tot het einde goed te vertellen, wat op zich op de lachspieren werkt. Het gaat om een bewust vervreemdend procedé. Want de gedichten hebben soms de typische opbouw van een grap, maar ontberen dan een pointe. Of er wordt een gedachte aan toegevoegd die wat er voordien werd gezegd in een ander perspectief plaatst, zoals hier: "Je vrouw is naakt naar de tram gelopen/ en ingestapt,/ je zwaaide niet eens toen die wegreed,/ want je was bang dat ze zouden zien dat je daar nog stond,/ moest jij niet ook mee?".

Wijnbergs bundel bevat heel wat gedichten waarin het fenomeen van de grap gethematiseerd wordt. En hij belicht het contact met de lezer, want hij stelt hem op een speelse manier op de proef. Misschien niet toevallig, want Wijnberg is niet alleen dichter, maar ook hoogleraar economie. Hij onderzoekt marketing in de kunsten. In zijn poëzie gaat het, en dus ook hier, sterk over communicatie. Hier tast Wijnberg mogelijkheden af, zoals hij zelf schrijft: "Het is geen grap/ maar de belofte van een grap/ en als je er een vindt/ die daarin past,/ wil je nog weten of het de enige is."

Els Moors, Liederen van een kapseizend paard, het balanseer/ Nieuw Amsterdam, 68 p., 17,50 euro.

Delphine Lecompte, De baldadige walvis, De Bezige Bij Antwerpen, 159 p., 19,99 euro.

Nachoem M. Wijnberg, Nog een grap, Atlas Contact, 317 p., 24,90 euro.