Direct naar artikelinhoud

De vrouw die een land veranderde

Margaret Thatcher was tussen 1979 en '90 de eerste vrouwelijke premier van het Verenigd Koninkrijk, een decennium waarin ze het land onherkenbaar heeft veranderd. Economisch gezien ging het erop vooruit, maar de prijs was een verdeelde samenleving. Thatcher zelf riep reacties op van bewondering of afkeer. Met niets ertussenin.

Vriend en vijand zijn het er over eens dat ze een van de belangrijkste premiers was in de Britse geschiedenis. Haar naam past in het rijtje Disraeli, Lloyd George en Churchill. Laatstgenoemde was haar politieke idool. Geschokt was ze toen de oorlogspremier in 1945 de verkiezingen verloor. Die gebeurtenis droeg bij tot een afkeer van het socialisme. Het werd er niet beter op toen haar vader, enkele jaren later, zijn burgemeesterschap verloor aan de socialisten.

De strijd tegen het socialisme zou de leidraad vormen van haar premierschap. Ze keerde zich tegen het het socialistische idee dat de staat voor de burgers moet zorgen en dat de maatschappij verantwoordelijk kon zijn voor het lot van individuen. Haar economische beleid was daar een uiting van. Het bestrijden van inflatie stond voorop, ook als dat gepaard ging met een oplopende werkloosheid. De meeste economen keurden dit beleid af en het zorgde voor sociale onrust in de binnensteden.

Thatchers populariteit beleefde begin jaren tachtig een dieptepunt, maar ze werd gered toen de Argentijnse junta de Falklands bezette. Het bood haar een kans om haar kracht te tonen. Die overwinning vormde een ommekeer. Sinds de Suezcrisis was Groot-Brittannië in verval geraakt. Het land verloor de koloniën, de economie verslechterde en het had zich genoodzaakt gezien zich smekend aan te sluiten bij de Europese Economische Gemeenschap. In 1982 kreeg het voorvoegsel 'Groot' weer een betekenis. Anders dan haar linkse vijanden had Thatcher geen moeite met nationalisme en het koloniale verleden.

Anticommunisme

In haar tweede ambtstermijn diende zich een andere ideale vijand aan: de communistische vakbondsleider Arthur Scargill, die over de ruggen van de mijnwerkers een machtstrijd aanging. De regering bleek zich goed te hebben voorbereid op de lange strijd die zou volgen. Vanuit Zuid-Afrika waren in het geheim grote voorraden steenkool aangeleverd. Thatcher was altijd tegen een boycot van het apartheidsregime: Nelson Mandela was in haar ogen niet meer dan een voorman van een communistische beweging. Na de gewonnen strijd tegen Scargill toonde ze zich ongenaakbaar, een gevoel dat in 1987 werd versterkt bij de derde verkiezingsoverwinning.

In het buitenland, ondertussen, begon de Sovjet-Unie te imploderen door de perestrojkapolitiek van Michael Gorbatsjov, een politicus met wie ze een goede verstandhouding had. De val van het communisme, echter, beschouwde ze toch vooral als een zege voor haar en haar politieke boezemvriend Ronald Reagan. Terwijl de houdbaarheidsdatum van de Sovjet-Unie in het verschiet lag, begon de Europese Gemeenschap volgens haar steeds meer op het Rijk van het Kwaad te lijken. Dat zei ze in Brugge tijdens een van haar beroemdste toespraken uit haar premierschap tegenover een Eurofiel gehoor. Het zorgde voor een conflict met haar overwegend Eurogezinde ministers.

Binnen de fractie was ondertussen onrust ontstaan door de invoering van de 'poll tax'. Terwijl links in de landelijke politiek amper een rol van betekenis speelde, had het relatief veel macht op gemeentelijk niveau veroverd. Om potverterende gemeenten een lesje te leren was Thatcher op de proppen gekomen met een inkomensonafhankelijke gemeentebelasting, die een stuk hoger zou zijn in gemeenten die veel geld uitgaven. Dat waren doorgaans gemeenten met een progressief bestuur. De regressieve belasting druiste in tegen het gevoel van fair play van veel Britten. Tientallen Conservatieve Kamerleden dreigden hun zetels te verliezen en vestigden hun hoop op een wisseling van de wacht in Downing Street.

Eind 1989 was de eerste aanval op haar leiderschap toen het onbekende Kamerlid Anthony Meyer haar uitdaagde. Ze won met 314 tegen 33 stemmen. Een jaar later volgde er een tweede aanval, ingeleid door een toespraak in het Lagerhuis van de pas afgetreden minister Geoffrey Howe, die lange tijd haar trouwste vazal was maar zich ergerde aan haar toenemende euroscepticisme. Hierop stapte haar eeuwige rivaal Michael Heseltine in de ring. Thatcher won de eerste ronde, maar ze kreeg te weinig stemmen om een tweede stemronde te voorkomen. Ze trok haar conclusies en zetten een stap terug, om haar steun te geven aan John Major, die de meeste stemmen zou krijgen.

Bij haar val wreekte het zich dat ze weinige echte vrienden had in de politiek. Ze was altijd populairder bij haar personeel dan bij haar ministers, bij de secretaresses dan bij de topambtenaren. Met tranen in haar ogen reed ze Downing Street uit. Zo hadden de Britten haar niet eerder gezien.

Niet populair

Margaret Hilda Roberts werd op 13 oktober 1925 geboren in het provinciestadje Grantham, Lincolnshire. Haar vader Alfred bezat twee groentewinkels, preekte in de methodistische kerk en was kort na de Tweede Wereldoorlog enkele jaren schepen. Voor de jonge Margaret was hij een levenslang voorbeeld. Over haar moeder Beatrice en haar oudere zus Muriel zou ze het vrijwel nooit hebben. Op school stond ze bekend als een ijverige maar geen briljante leerling. Het was Margaret die altijd de eerste vraag stelde. Populair was ze niet.

Ze ging scheikunde studeren en was actief binnen politieke studentenverenigingen. Na haar studie ging ze werken bij een plasticfabriek, waar het nooit klikte met haar collega's. Ze kwam, zonder er zelf erg in te hebben, zo arrogant over dat ze de bijnaam 'de Hertogin' kreeg. Haar leven veranderde toen ze Denis Thatcher ontmoette, een rijke, gescheiden zakenman. Ze trouwden, al liepen hun karakters totaal uiteen. Hij was geestig, gezellig en gemakzuchtig; zij bloedserieus, zorgzaam en altijd aan het werk. Hij ondersteunde haar financieel en geestelijk. 'The Boss' noemde hij haar. Later, tijdens haar premierschap, zou hij uitblinken als gastheer.

Ze kregen een tweeling, Carol en Mark, respectievelijk een vaderskindje en moederskindje. De twee gingen zo vroeg mogelijk naar de crèche. Op de eerste dag zwaaiden ze hun ouders verdrietig uit. Terwijl Denis terugzwaaide, was Margaret alweer verdiept in haar dossiers.

Naast haar werk als chemisch onderzoeker studeerde ze in de avonduren belastingrecht en maakte ze werk van haar politieke loopbaan. Vanaf 1959 werd ze op 32-jarige leeftijd Kamerlid, in een tijd waarin het verval van Groot-Brittannië begon. Haar politieke standpunten waren een combinatie van vooruitstrevend en reactionair. Tegen de afschaffing van de doodstraf, maar voor het legaliseren van abortus. Voor de herintroductie van lijfstraffen, maar ook voor de legalisering van homoseksualiteit. Dat ze vrouw was, werkte zowel in haar voor- als nadeel. Soms schoof de partij haar naar voren als teken dat de partij met de tijd meeging, vaker kreeg ze te maken met vijandigheid.

Haar grote doorbraak kwam in 1970 toen de kersverse premier Ed Heath haar het ministerschap van Onderwijs gaf. Ze blonk uit in dossierkennis en presentatie, maar er rezen twijfels over haar politieke intuïtie. Dat bleek toen ze gratis schoolmelk afschafte. Het leverde weinig geld op, maar voor een hele generatie bleef ze 'Thatcher the Milksnatcher'. Tegen de achtergrond van arbeidsonrust verloor Heath in 1974 twee verkiezingen. Begin 1975 daagde Thatcher hem uit en versloeg ze hem in wat haar critici een 'boerenopstand' noemden. Tot aan zijn dood zou hij 'That Woman' blijven haten.

Een week later koos de fractie haar tot de eerste vrouwelijke partijleider in de Britse geschiedenis. Een maand later kozen de Britten Thatcher, die haar schrille stemgeluid inmiddels verlaagd had, tot eerste vrouwelijke premier. Haar aantreden was het begin van een van de roerigste decennia uit de Britse geschiedenis. Het betekende het einde van de naoorlogse consensus tussen Labour en de Conservatieven. De selfmade meritocrate bond de strijd aan met de gevestigde orde, van de machtige vakbonden tot en met de patriciërs in haar eigen partij, de coryfeeën met hun moeiteloze charme, de aristocraten voor wie politiek een onderdeel van hun sociale verplichtingen vormde.

Koppigheid

Delegeren behoorde niet tot haar talenten. Ze was premier, maar het liefst had ze ook alle ministersposten bekleed. Op het internationale podium handelde ze niet veel anders en kwam ze bekend te staan om haar koppige vastberadenheid. Dat leverde haar veel bijnamen op. De Russen doopten haar tot 'de IJzeren Dame', Ronald Reagan noemde haar 'the best man in Britain' en Francois Mitterand zei dat ze 'de ogen van Caligula' had. Haar dominantie had ermee te maken dat men niet kon geloven wat ze als vrouw allemaal durfde te doen.

Na haar premierschap brak er een grote leegte aan in Thatchers leven. Ze bleek niet buiten politiek te kunnen. Ze gaf haar opvolger John Major ongevraagd raad en wierp zich op als een moederfiguur voor William Hague, onder wiens leiderschap de Tory's na de rampzalige verkiezingsnederlaag van 1997 een lange tocht door de politieke woestijn begonnen. Ze nam als barones Thatcher of Kesteven plaats in het Hogerhuis, waar ze graag over Europa debatteerde. Haar politieke memoires echter, waarin het wemelt van afkortingen van obscure commissies, waren net zo saai als de jaren tachtig levendig waren.