Direct naar artikelinhoud

Voorraden voedselbanken slinken

De voedselbanken in ons land zien hun voorraden afkomstig van de voedingsindustrie en grootdistributie gevoelig afnemen. Verwacht wordt dat de aanlevering vanuit die hoek 11 procent lager zal liggen dan vorig jaar, zegt Willy De Mesmaeker, woordvoerder van de Belgische federatie van voedselbanken. Hij wijt dit aan de verbeterde productieplanning van de industrie, die met minder overschotten blijft zitten.

‘Gelukkig lijkt de groeiende vraag naar voedselbedeling dit jaar afgeremd te zijn. Anders zou het probleem nog groter zijn’, aldus De Mesmaeker.

De voedselbanken werken overal volgens een vergelijkbaar principe: door voedseloverschotten in te zamelen willen ze de honger en verspilling bestrijden. De Belgische federatie van voedselbanken krijgt voedsel voor armen en minderbedeelden via vijf kanalen. Het gros van de overschotten is afkomstig van de voedingsindustrie en grootdistributie, maar dat aandeel begint sterk af te kalven, zegt Willy De Mesmaeker.

“Vorig jaar was de voedingsindustrie goed voor 29,3 procent van onze voorraden en distributieketens voor 17,3 procent, samen 47 procent van alle voedsel. In 2009 zamelden we nog 5.800 ton voedsel in via die weg, waarmee we op hetzelfde niveau uitkwamen als in 2007 - na een toename in 2008. Maar dit jaar slinkt de voorraad. Als we onze cijfers tot eind juli extrapoleren voor het hele jaar, zullen we in 2010 elf procent minder voedsel krijgen via die kanalen dan in 2009. Dat is geen onbelangrijke afname.”

Een geluk is dat deze daling van het aanbod niet gepaard gaat met een fors toenemende vraag, vervolgt De Mesmaeker. “De toename van de vraag om voedselbedeling lijkt te zijn afgeremd dit jaar. De laatste jaren nam het aantal minderbedeelden dat een beroep op ons deed jaarlijks toe met ongeveer twee procent. Eind 2008 en begin 2009 zagen we een duidelijke verhoging met bijna vier procent, maar voor 2010 is de toename een stuk lager dan gemiddeld met maar 0,5 procent. Anders zou het probleem nog nijpender zijn. Hoe dan ook roepen we bedrijven op om meer overtollige producten af te staan.”

Snelverkoop

De Mesmaeker vermoedt zelf twee redenen voor de slinkende voorraden. “Sommige leveranciers bieden ons minder overtollige producten aan. Dat is volgens ons vooral te wijten aan betere planning en organisatie van hun productie. Vroeger bouwden ze sneller een marge in, waardoor ze zeker voldoende producten hadden maar daardoor ook met een stock bleven zitten. Door de toegenomen informatisering stemmen ze hun productie veel nauwer af op de werkelijke verkoop.”

“En als ze toch met een overproductie dreigen te blijven zitten, proberen ze die nog snel te verkopen tegen zeer lage prijzen. Zo zie je in supermarkten bijvoorbeeld tegen de avond soms producten gemarkeerd als ‘snelverkoop’ met sterk gereduceerde prijzen. Vroeger gaven ze die overschotten meteen aan ons, nu zullen ze dat veeleer in allerlaatste instantie doen.”

Behalve uit de voedingsindustrie en de grootdistributie halen de voedselbanken 10 procent van hun voorraden uit de publieksinzamelingen aan warenhuisketens en nog eens 2 procent uit overschotten van groente- en fruitveilingen. De overige 41 procent komt via een programma van de Europese Unie. “Dat is nog een overblijfsel van de Europese landbouwoverschotten van vroeger. Om die voedselbergen af te bouwen, konden lidstaten die verdelen onder minderbedeelden.”

“Die voorraden zijn inmiddels afgebouwd en de landbouwpolitiek is veranderd, maar het programma is wel blijven bestaan”, vervolgt De Mesmaeker. “Europa verdeelt zo nog jaarlijks melk- en graanproducten. In geval van onvoldoende stocks, wordt een budget toegekend aan de lidstaten om producten in de handel te kopen die gelden als ‘gift’ bestemd voor minderbedeelden.”

Vorig jaar was dat nog goed voor 41 procent van de voedselvoorraad van de voedselbanken, maar ook die hoeveelheid loopt terug. “Vorig jaar kregen we nog 5.130 ton van Europa, voor dit jaar wordt dat geschat op 4.300 ton. Maar dat is niet per se slechter voor de minderbedeelden: in sommige gevallen gaat het weliswaar om minder grote hoeveelheden, maar is het wel voedsel met een hogere voedingswaarde.”