Direct naar artikelinhoud

Huiskamerromantiek en aftakeling

David Troch, die regelmatig aan de zijde van zijn wederhelft Sylvie Marie op allerlei podia te vinden is, streeft transparantie na in zijn poëzie. Dat blijkt uit zijn tweede bundel, buiten westen. Het openingsgedicht getuigt daar al van. Die u-figuur, wie is dat? Een oogverblindende muze? "u zei / niet: een leven lang. u zei niets over een hand / vasthouden, u zweeg over mij verblinden / met uw lijf".

Troch heeft een voorkeur voor cycli. Daarin doet hij aan enscenering. We kijken in reeksen gedichten, systematisch zonder hoofdletters, mee naar de taferelen die hij voor ons ontvouwt, zoals in 'de anonieme', over een man die zijn plaats niet vindt in het leven: "iets onverklaarbaars / wou kind en kind toch tot moeders / zien uitgroeien, maar je deed deuren // dicht, liet alles achter in het huis en / ruilde het voor dan eens een studio, / dan eens de straat, de goot en de sterren". In 'beeldbuis' is de invloed van Leonard Nolens' incantatorische stem en het gebruik van de wij-vorm merkbaar, in een reeks gedichten over een lethargisch leven, gekluisterd aan de buis: "voor elkaar bleven wij potdoof, / verblind door de vrouw die wij wat graag / tussen de lakens wilden. wij waren de man".

Troch stelt in deze bundel de huiskamerromantiek op de proef, precies door ze in beeld te brengen: "je belegt een snee / brood het liefst met wat je van kindsbeen / lust. de gekende choco mocht bij grootmoe // beter smaken. het moet niet te gek, vond / grootvader: de andere kant van de aarde / noemt wat wij eten ook exotische keuken". En het geluk binnen een relatie in 'zij aan zij' of als jonge vader met een kind in 'op een dag zal ik door bossen lopen' is bijna te mooi om waar te zijn. Er zit dan ook een schaduwzijde in deze bundel. En dat zijn meteen de meest beklijvende gedichten: over de aftakeling van zijn vader in 'de onbekende' en over zijn dementerende grootvader in 'de vergeetachtige'. Jammer genoeg is de rest van de bundel te weinig dwingend.

David Troch, buiten westen, Poëziecentrum, 47 p., 17,50 euro