Direct naar artikelinhoud

Wat de documentaire 'Amy' ons over boulimie kan leren

Natasha Devon is een Britse auteur, columniste en oprichter van The Self Esteem Team, een organisatie die inzet op de mentale gezondheid van jongeren.

Gisteravond heb ik Amy gezien, de met veel hype aangekondigde documentaire over het leven van Amy Winehouse. Ik kan hem niet hard genoeg aanbevelen. Het is een mooi gemaakte, pakkende, aangrijpende en vooral eerlijke film. En hij liet mij achter met een verpletterend gevoel van woede en verdriet.

Net als miljoenen mensen voel ik een persoonlijke band met Amy, haar vermogen om iedereen het gevoel te geven dat hij of zij haar beste vriend had moeten zijn, was een essentiële component van haar charme. Net als Amy ben ik cultureel Joods en klamp ik mij vast aan een soort Joodse humor tegenover verdriet en tegenslag, een humor die mij zowel met de wereld verbindt als me ervan afsluit. Net als Amy houd ik van veel haar, massa's eyeliner en tatoeages. Maar misschien belangrijker: net als Amy heb ik een lang gevecht met boulimia nervosa gevoerd.

In de loop van de film ontdekken we dat Amy, toen ze 15 was, haar ouders vertelde dat ze haar eten uitkotste. Dat was voor haar debuutalbum Frank, en ze had nog een rond, bijna mollig, figuur. We horen haar moeder en vader zeggen dat ze die biecht niet ernstig namen. Vroege filmopnamen tonen Amy die in de cameralens kijkt en klaagt dat ze 'lelijk' is, en Amy die haar mond volpropt met eten en lachend zegt dat ze 'een varken' is.

In de periode tussen Frank en Back to Black begint Amy gewicht te verliezen, maar vertoont ze nog altijd de symptomen van iemand die met boulimie worstelt: de rauwe knokkels en het gezwollen gezicht zijn heel vertrouwd. Later vertelt haar therapeut ons toe dat de combinatie van boulimie en overmatig alcoholgebruik Amy's hart heeft overbelast, met haar onverwachte dood op haar 27ste tot gevolg.

Minstens twaalf jaar lang leed Amy aan een ziekte die acht jaar van mijn leven heeft overheerst. Wat mij vooral opviel toen ik de film zag, was dat er pas dringend werd geprobeerd om haar te helpen toen ze zichtbaar graatmager was. Jammer genoeg is ook dat voor mij persoonlijk relevant.

Toen ik voor het eerst naar mijn huisarts ging, drie jaar na het begin van mijn ziekte, en uitlegde dat ik mezelf verscheidene keren per dag deed braken, begon hij met mij te wegen. Ik kreeg te horen dat ik op de BMI-schaal geen ondergewicht had en dus niet in aanmerking kwam voor een behandeling tegen eetstoornissen. Terwijl ik wegging, dacht ik aan de vrouwen die ik in de tijdschriften had gezien, uitgemergelde kindersilhouetten in wit katoenen ondergoed. Zij hadden de echte eetstoornissen, bedacht ik, zij hadden recht op hulp.

In tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, veroorzaakt boulimie geen gewichtsverlies zoals anorexia dat doet. In het begin vermager je snel omdat je water verliest, maar daarna wordt je gewicht stabiel. De meeste met boulimie gediagnosticeerde mensen hebben een 'normaal' gewicht of zijn zelfs iets te zwaar. Maar de eindeloze cyclus van schrokken, braken, compulsief oefenen en jezelf uithongeren is zo belastend voor je lichaam dat hij een hartaanval of orgaanfalen kan veroorzaken.

Boulimie kan even dodelijk zijn als haar meer 'glamoureuze' zusje, anorexie. Maar ze blijft gestigmatiseerd: kots, gal en drek zijn niet aantrekkelijk. Het trieste beeld van een uitgehongerd kindvrouwtje is veel beter verteerbaar dan dat van een dik mens dat zich over een toiletpot buigt.

Een vroege interventie had Amy misschien kunnen redden. We zullen het nooit weten. Maar het is tijd dat de artsen meer op het lijden en het gedrag letten dan op het gewicht en de BMI. Amy moet ons een les leren: de weegschaal is niet de eerste maatstaf van de impact die eetstoornissen kunnen hebben op wie het geluk heeft nog te leven.

© The Independent