Direct naar artikelinhoud

Pakistaanse premier in het nauw

De protestbetogers in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad moeten rekening houden met 'hardhandig optreden', waarschuwde minister van Defensie Khawaja Asif maandagmiddag, na de bestorming van het nationale televisiegebouw De opstelling van het machtige Pakistaanse leger zal bepalend zijn voor wat er verder gebeurt.

De premier in het nauw, Nawaz Sharif van de Moslimliga, sprak maandag achter gesloten deuren met legerchef Raheel Sharif (geen familie) over een oplossing voor de voortdurende gewelddadige confrontaties tussen oproerpolitie en betogers. Sinds twee weken demonstreren duizenden Pakistanen rond de regeringsgebouwen van Islamabad, geleid door Imran Khan, leider van de grootste oppositiepartij PTI, en de progressieve moslim Mohammed Tahir ul-Qadri en zijn PAT-partij. Beide willen dat Sharif opstapt vanwege vermeende verkiezingsfraude en corruptie. De meeste demonstranten zijn jong en afkomstig uit de groeiende middenklasse van het moslimland met 130 miljoen inwoners en een internationaal gevreesd kernwapenarsenaal.

Maar in Pakistan voedt iedere suggestie van militaire inmenging de geruchten over een coup. Leger en politiek zijn er onontwarbaar verstrengeld. Sinds de onafhankelijkheid in 1947 werd het land de helft van de tijd geregeerd door een militair regime. Nawaz Sharif is zelfs de eerste regeringsleider die min of meer democratisch is gekozen, zonder dat er aan de verkiezingen een staatsgreep vooraf gingen.

Over de uitkomst van het gesprek tussen de twee Sharifs is niets bekend. Tot nu toe schaart het leger zich, ten minste formeel, achter de democratisch gekozen regering en hielpen militairen met het terugveroveren van het televisiegebouw. Maar het is geen geheim dat de legerleiding kritisch staat tegenover het beleid van Sharif en zijn regering. De militairen willen een hardere koers varen jegens buurland en aartsvijand India, en harder ingrijpen in de onregeerbare tribale gebieden aan de grens met Afghanistan.

Toch waren Pakistaanse en internationale analisten voor het weekend stellig van mening dat het leger zelf niet happig was op een coup. Maar nu het geweld steeds minder controleerbaar blijkt, verdwijnt die stelligheid. Kiran Hassan, Pakistandeskundige van de Britse denktank International Institute for Strategic Studies (IISS) vindt een legercoup nog steeds onwaarschijnlijk, maar ook niet ondenkbaar als de chaos aanhoudt en de populariteit van de regering verder daalt. In de zestien maanden dat Sharif regeert, heeft hij nog geen enkele van zijn - vooral economische - beloften kunnen waarmaken. De grootste inschattingsfout van de premier is volgens Hassan het laten escaleren van deze crisis. Sharif, telg uit een elitaire dynastie van politici en industriëlen, onderschat en schoffeert volgens haar de opkomende Pakistaanse middenklasse waaruit de meeste demonstranten afkomstig zijn.

In plaats van hun klachten aan te horen en bijvoorbeeld een akkoord te gaan met een eerder geopperd onderzoek naar zijn verkiezingsoverwinning, lijkt hij Oost-Indisch doof voor de kritiek. Hij liet zelfs toe dat politietroepen in de provincie Punjab 17 demonstranten doodschoten. Maar ook de onvermurwbaarheid van Qadri en vooral Khan, die zondag stelde dat hij bereid is in deze strijd te sterven, stuiten op grote weerstand in de publieke opinie. Ook om die reden is het niet uitgesloten dat het leger, dat door veel Pakistanen wordt geassocieerd met stabiliteit, zich bij voortduren van de crisis toch zal ontpoppen tot de derde hond die er met het been vandoor gaat.