Direct naar artikelinhoud

Knikkende knietjes

Op het moment suprême je zenuwen in bedwang houden. Ook deze sportzomer zal die psychologische factor weer vaak het verschil maken. Bewegingswetenschappers experimenteren met stresstrainingen en afleidingstechnieken om de prestaties onder druk te verhogen. Tonie Mudde

ou Arjen Robben op dit EK een penalty durven te nemen? De afgelopen maanden miste de 28-jarige Nederlandse aanvaller tweemaal, telkens op cruciale momenten. Eerst die penalty in de slotfase van de Duitse competitie, waardoor de titel uit zicht verdween. Toen die tweede strafschop, in de finale van de Champions League. De hoogste prijs in het internationale clubvoetbal lag voor het grijpen. En daarvoor hoefde hij maar één ding te doen: van elf meter hard in de hoek schieten, zoals elke voetballer het vanaf de pupillen leert, want bij zo'n trap is de keeper nagenoeg kansloos. Maar wat doet Robben? Hij schiet amper een meter uit het midden, tegen de benen van de keeper. Weg hoofdprijs, weg eeuwige roem.

Net als andere sportliefhebbers kijkt ook bewegingswetenschapper Raôul Oudejans op zo'n moment verbijsterd naar zijn televisiescherm. Maar daarna begint al snel de beroepsmatige fascinatie. Bij de Vrije Universiteit van Amsterdam doet Oudejans onderzoek naar sporters die bezwijken onder psychologische druk. Waarom, zo luidt zijn onderzoeksvraag, presteren sporters op het moment suprême soms zwaar onder hun normale spelniveau? En: valt daar iets tegen te doen?

Onlangs ontving Oudejans zeventig ingevulde vragenlijsten van Nederlandse atleten, stuk voor stuk toppers op nationaal en internationaal niveau, in sporten als volleybal, basketbal en cricket. Op een anoniem gemaakt formulier onthulden ze hun gedachten en gevoelens tijdens beslissende momenten in wedstrijden. Oudejans: "Spelers kunnen tijdens een finale bijvoorbeeld gaan mijmeren over het geld en de energie die hun ouders in hun sportcarrière hebben gestoken. Ineens denken ze: wat zal mijn vader teleurgesteld zijn als ik dit punt niet maak. Probeer die bal dan nog maar eens in te serveren." Een sporter met een vadercomplex heeft andere problemen dan een sporter die te lang blijft malen over onnodige fouten. Toch is er volgens Oudejans één psychologische truc die álle atleten kan helpen om beter te presteren onder druk, ongeacht hun individuele sores. "Je moet al tijdens trainingen de psychologische druk opvoeren, zodat sporters daaraan gewend zijn wanneer het er echt om spant."

Oudejans en zijn collega's lieten onder meer basketballers vrije worpen nemen bij verschillende stressniveaus. De onderzoekers verhoogden de spanning door soms twee camera's te plaatsen en de sporters wijs te maken dat experts later de videobeelden zouden evalueren. Dan sta je toch net even anders voor de basket dan wanneer er niemand meekijkt. Bij een ander experiment gooiden darters pijltjes vanaf een smal plateau aan een klimmuur, op soms wel 5,5 meter boven de grond. Klamme handen en een hoge hartslag verzekerd. Controlegroepen wierpen hun pijltjes met beide voeten veilig op de grond. Telkens was daar het resultaat: trainen onder milde stress leidt ertoe dat je onder hoge stress beter gaat presteren.

Best spannend natuurlijk, zo'n basketbal gooien voor de wetenschap met een camera voor je neus. Maar is het wel vergelijkbaar met de gierende zenuwen van voetballers op een EK, tennissers op Roland Garros of zwemmers op de Olympische Spelen? Oudejans: "Coaches zeggen vaak: de spanning van een beslissend punt op een grote finale is niet na te bootsen. Daar hebben ze helemaal gelijk in. Toch kun je sporters tijdens een training wel alvast een deel van die echte spanning laten ervaren." Waar Oudejans zich over verbaast: de manier waarop voetballers - zelfs toppers - vaak op penalty's trainen. Vrij ontspannen schieten de spelers meerdere keren achter elkaar. "Zo'n setting mist de psychologische druk van een echte strafschoppenserie."

Doe het liever zoals Guus Hiddink, die strafschoppen ooit een loterij noemde, maar daarvan later terugkwam. Bij het WK voetbal in Zuid-Korea en Japan in 2002 liet hij zijn team regelmatig trainen in een stadion vol supporters. De ene helft van het veld reserveerde Hiddink voor penalty's. Een speler moest in zijn eentje vanuit de middencirkel naar de penaltystip lopen, onder het toeziend oog van duizenden joelende supporters. Oudejans: "Alleen al die lange, eenzame wandeling naar de keeper. Typisch zo'n spannend moment waarop je gedachten alle kanten op kunnen schieten. Als je die stress al enigszins gewend bent van de training, is het gemakkelijker om je zenuwen in bedwang te houden. Het kan toeval zijn, maar Zuid-Korea schoot destijds in de kwartfinale tegen Spanje alle vijf de penalty's raak."

Terug naar de gedachten van topatleten onder druk. Bewegingswetenschappers onderscheiden daarin twee soorten 'denkfouten'. De eerste is afleiding: je zou met scoren bezig moeten zijn, maar je gedachten dwalen af naar andere zaken. Op zo'n moment oefenen je hersenen feitelijk twee taken uit: tobben en spelen - een dodelijke combinatie. De denkfout van de tweede categorie noemen bewegingswetenschappers explicit monitoring of verlamming door overanalyse. Je denkt dan niet te weinig aan je spel, maar juist te veel. Spelers gaan expliciet hun bewegingen overpeinzen. Hoe hoog ze de bal op moeten gooien, hoe ze hun racket moeten zwaaien. Het is alsof je een trap afloopt en ondertussen nadenkt over hoe ver je je knieën moet buigen. Door zulke gedachten verstoor je de aangeleerde automatismen en word je traag en houterig.

Edelweiss

Volgens de vragenlijsten van Oudejans hebben sporters onder druk in slechts 4 procent van de gevallen last van die explicit monitoring. Maar veel andere wetenschappers dichten dit mechanisme juist een hoofdrol toe. Zo liet Robert Gray van University of Birmingham honkballers een bal meppen onder lage en hoge stresscondities. Ergens in hun zwaai klonk een pieptoon. Achteraf vroeg hij de honkballers of tijdens de piep hun knuppel omlaag of omhoog bewoog. Wat bleek? Hoe hoger de psychologische druk, hoe beter de spelers wisten hoe ze hun knuppel bewogen. Ook zag Gray dat de spelers bij hoge druk meer fouten maakten en meer zwabberden met hun knuppel. Allemaal aanwijzingen dat te veel focus op hun zwaaitechniek de honkballers wel degelijk dwars zat.

Gelukkig is er een makkelijke oplossing voor dat probleem, ontdekte Sian Beilock van University of Chicago. In experimenten met onder meer golfers toont ze aan hoe sportprestaties verbeteren door een woord te herhalen of een liedje te fluiten. Door je werkgeheugen zo'n taakje te geven, blijft er minder capaciteit over om je te bemoeien met automatische bewegingen. Een liedje zingen mag trouwens ook. In haar boek Choke, dat geheel gaat over falen onder druk, schrijft Beilock over een golfer die slaat op de melodie van 'Edelweiss' uit de musicalklassieker The Sound of Music. "De golfer zong 'E' bij het begin van zijn backswing, 'del' op het hoogste punt van zijn zwaai, en 'weiss' wanneer hij de bal raakte."

Handig, die trucs om verkeerde gedachten uit je hoofd te bannen. Maar het is natuurlijk beter als je zo'n psychologisch lapmiddel niet nodig hebt. Atleten die goede resultaten boeken, omschrijven hun gedachtewereld tijdens het sporten vaak als een flow, waarbij ze nauwelijks bewuste gedachten hebben. Die gedachtetoestand kan ook een verklaring zijn voor de typische 'ja, ging lekker'-interviews met winnende sporters. Hoe minder een sporter na afloop van een wedstrijd te melden heeft, hoe beter. Ook voor het bereiken van die flow is trainen onder stress een goed idee, vindt Oudejans. Je kunt immers alleen in een flow komen als je iets vertrouwds doet. Bij een beslissende strafschop komt er van alles op je af: de scheidsrechter eist dat je de bal op een andere plek neerlegt, de keeper fluistert beledigingen in je oor. Oudejans: "Als je dat soort dingen maar weinig meemaakt, voelt het onwennig en kom je dus nooit in een flow. Maar als je het op de training al honderd keer hebt meegemaakt, denk je: maakt me niks uit, ik schiet gewoon raak. Of nog beter: je denkt níks en schiet raak."