Direct naar artikelinhoud

Vanackere gaf steun aan Kadhafi

Het kabinet Vanackere ‘bevestigt noch ontkent’ de steun aan Libië. ‘De stemming is geheim’, klinkt het.

De kandidatuur van Libië voor een zitje in de VN-mensenrechtenraad zorgde vorig jaar voor hevig protest bij mensenrechtenorganisaties. Het Noord-Afrikaanse land waar Muammar Kadhafi al meer dan veertig jaar met harde hand de plak zwaait, staat immers niet meteen bekend als een voorvechter op vlak van vrije meningsuiting. Het land voldoet volgens alle recente verslagen allerminst aan de oprichtingsresolutie van de raad die van de leden verwacht dat ze “de hoogste standaarden hanteren inzake promotie en bescherming van de mensenrechten”. Een veertigtal ngo’s startte in het voorjaar 2010 dan ook een campagne om zo veel mogelijk VN-lidstaten ervan te overtuigen de Libische kandidatuur niet te steunen. Zonder resultaat, evenwel.

Bij de stemming op 13 mei 2010 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties kreeg Libië de steun van 155 van de 192 VN-lidstaten, terwijl het slechts 97 stemmen nodig had. Ondanks de hoge score was de steun voor Libië toch opvallend kleiner dan die voor andere kandidaat-lidstaten. Verschillende landen zagen in de slechte reputatie van het regime van Kadhafi immers voldoende redenen om zich te onthouden.

Zo niet ons land. Uit diplomatieke instructies die De Morgen kon inkijken, blijkt namelijk dat ook België zijn goedkeuring gaf aan de omstreden Libische kandidatuur. Bovendien kwam de Belgische ja-stem er ondanks een expliciet negatief advies van de administratie Buitenlandse Zaken. Het kabinet van buitenlandminister Steven Vanackere annuleerde immers enkele dagen voor de stemming een eerdere beslissing waarin uitdrukkelijk vermeld werd dat “België de kandidatuur van Libië niet zou steunen”.

Die initiële instructie werd op 3 mei 2010 verstuurd naar de Belgische vertegenwoordiging bij de VN in New York. Dat gebeurde vanop de Dienst Verenigde Naties in Brussel met het fiat van de Diensten Mensenrechten, Afrika en Midden-Oosten, en mét de handtekening van minister Vanackere. In de mail geeft de minister groen licht om alle kandidaturen binnen de verschillende geografische groepen te steunen. Veel keuze is er niet, aangezien het telkens gaat om zogenaamde ‘clean slates’, waarbij er evenveel kandidaten als te verdelen zitjes zijn. Wat de westerse landen betreft krijgen de kandidaturen van Spanje en Zwitserland steun, in de Oost-Europese groep mogen Moldavië en Polen op een Belgische stem rekenen. Voor Azië krijgen Thailand, Maleisië, de Malediven en Qatar een go, voor de Zuid-Amerikaanse vacante zetels Guatemala en Ecuador. Enkel wat Afrika betreft worden er bedenkingen geuit. Angola, Mauretanië en Oeganda krijgen wel een stem, de kandidatuur van Libië uitdrukkelijk niet. Vanackere vraagt bovendien aan de Belgische ambassadeur in Tripoli om in de Libische hoofdstad “elke rechtstreeks confrontatie over het onderwerp te ontwijken” en “zo lang mogelijk vol te houden dat België de kandidatuur van Libië nog aan het onderzoeken is.”

Enkele dagen later, op 11 mei 2010, krijgt Jan Grauls, de Belgische ambassadeur bij de VN, echter een nieuwe instructie. Deze keer rechtstreeks van het kabinet van Vanackere. De minister zegt dat hij “kan ingaan op de suggestie de Libische kandidatuur voor de VN Mensenrechtenraad alsnog te steunen.” Vanackere verwijst daarbij uitdrukkelijk naar de positie van België als tijdelijk EU-voorzitter en de EU-Afrika-top die later op het jaar in Libië zal plaatsvinden. Ook de “actieve steun van de Afrikaanse Unie voor deze kandidatuur en anderzijds de steun van de meeste landen van de EU” zijn argumenten pro, luidt het.

Al weegt dat laatste argument erg licht. Binnen de EU wordt het stemgedrag van de lidstaten bij dergelijke verkiezingen immers nooit op elkaar afgestemd, klinkt het in diplomatieke kringen. De al dan niet toegekende steun is immers het voorwerp van een koehandel in zogenaamde ‘reciprociteitsakkoorden’ - ik doe iets voor jou, jij iets anders voor mij - waar landen liever niet transparant over zijn. Enkel toen ook Iran zich vorige jaar kandidaat stelde voor een zitje in de Mensenrechtenraad zette de EU een diplomatieke campagne op om te lobbyen tegen de kandidatuur. Bovendien zouden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zich volgens betrouwbare diplomatieke bronnen wél onthouden hebben.

Waarom Vanackere zijn diensten overrulede is onduidelijk, al kan de beslissing kaderen in de lopende onderhandelingen over een nieuwe kaderovereenkomst tussen de EU en Libië. Toch doet de bocht die de minister maakte, de wenkbrauwen fronsen. De steun voor een land als Libië staat immers haaks op het beleid dat de regering ter zake voert sinds België in 2009 zelf een zitje in de Mensenrechtenraad veroverde. Voormalig minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht ijverde er toen voor het overlegorgaan niet over te laten aan omstreden en ondemocratische regimes. Door het numerieke overwicht van Afrikaanse en islamitische landen slaagt de 47-koppige vergadering er immers maar moeilijk in haar rol als mensenrechtenwaakhond consequent te vervullen. De erg selectieve veroordelingen van mensenrechtenschendingen en de openlijk vijandelijke toon ten opzichte van Israël en de VS ondermijnen al te vaak de geloofwaardigheid van de resoluties die er gestemd worden. Met de Belgische kandidatuur wilde de Belgische regering ervoor zorgen dat de raad niet overgeleverd werd aan ‘soeverenisten’, die geen kritiek en inmenging op het beleid in eigen land dulden. Dat staat ook in de zogenaamde pledge die België destijds als kandidaat indiende en werd goedgekeurd in de ministerraad. De steun van Vanackere is in dat opzicht op z’n minst vreemd te noemen.

Minister Vanackere wenste gisteren niet te reageren. “De stemming is geheim, wij leveren daar dan ook geen verdere commentaar bij”, klonk het bij zijn woordvoerder. Ook bij een recente parlementaire vraag van Open Vld-Kamerlid Patrick Dewael over het onderwerp was dat het antwoord van de minister. Al verzekerde hij toen wel dat België bij de stemming “zowel rekening heeft gehouden met de al dan niet constructieve opstelling van de kandidaat-lidstaten in multilaterale mensenrechtenfora als met hun track record inzake mensenrechten.”