Direct naar artikelinhoud

Natuurlijk, het had nog beter gekund met de hulp in Haïti

Dag op dag een jaar geleden, verloren meer dan tweehonderdduizend mensen het leven als gevolg van een vreselijke aardbeving die toesloeg in het hart van Ayiti Chérie. Men zegt dat het noodlot blind is. Dat is onjuist. De armste mensen zijn altijd de eerste of de zwaarste slachtoffers van rampen. Dat heet een dubbele straf.

Haïti, zo klein als België, met hetzelfde aantal inwoners, hetzelfde devies, zo bergachtig als ons land plat is, beleeft vandaag 12 januari een dag van rouw.

Op het ogenblik van deze herdenking wordt het Haïtiaanse volk gekweld door nog een trauma meer: er zich rekenschap van geven dat het niet de tijd had, noch de kracht, noch de intimiteit en de middelen had om te rouwen om zijn doden. Elke dag overleven en wat we de - noodzakelijke maar vaak botte - overrompeling mogen noemen door de internationale gemeenschap, hebben dit volk niet de kans gelaten om het rouwproces aan te vatten. Er gaan stemmen op die ons, buitenlanders, vragen om te zwijgen op 12 januari. Een van hen, Pierre Ericq, is kroniekschrijver in het voornaamste dagblad van Port-au-Prince. In een bewogen artikel vraagt hij “om de twaalfde aan de Haïtianen te laten, opdat ze eindelijk - alleen - zouden kunnen communiëren met hun doden. Dat onze buitenlandse vrienden ons tenminste één dag alleen laten. Eén enkele dag.”

Laten we dus, van onze kant, op deze dag diep respect en grote bescheidenheid betonen. Want, zelfs als we - als hulporganisaties - met een zekere voldoening mogen terugkijken op twaalf maanden hard werken, toch werden lijden, geduld, frustraties en inspanningen gedragen door de mensen hier. Vaak in stilte, meestal met veel waardigheid, nooit helemaal verslagen.

Kritiek op hulpverleners

Uiteraard, het had nog beter gekund. Het zijn niet wij alleen die dat zeggen: de hulporganisaties, die hier talrijk aanwezig zijn, maakten de voorbije weken en dagen het voorwerp uit van een levendig debat en van soms felle kritiek, vanuit het Haïtiaanse middenveld.

De ngo’s zouden de Haïtiaanse overheid en regels niet of nauwelijks respecteren. Programma’s zouden veel te vaak opgezet worden zonder actieve betrokkenheid van de mensen, herleid tot het statuut van ‘begunstigden’. Lokale besturen en competente diensten worden uitgesloten van deelname aan de rehabilitatie van hun eigen gemeenschappen... De drang naar zichtbaarheid en naambekendheid van de hulporganisaties zou groter zijn dan de wil tot samenwerking en coördinatie. Om dan nog maar te zwijgen van een resem hulpverleners die zich vooral als zieltjesjagers gedragen.

Het regent klachten vanwege een bevolking die nog steeds lijdt en meer dan aanvaardbaar is. Klachten die de staten en de internationale instellingen niet sparen omdat zij hun beloften - nog - niet nagekomen zijn. Ook de Haïtiaanse regering wordt op de korrel genomen vanwege haar gebrek aan visie en leiderschap in de aanpak van de crisis.

Uiteraard, het had beter gekund. Want is het niet vanzelfsprekend dat kwaliteit en efficiëntie van de hulpverlening altijd eveneens beïnvloed worden door de werkelijkheid en de omstandigheden waarin ze moet verleend worden? En deze context was bijzonder ingewikkeld.

Verbondenheid

Zelfs de kritische stemmen verzwijgen niet de dankbaarheid en verbondenheid voor zoveel blijken van internationale solidariteit, voor de snelle bijstand vanaf de eerste uren en voor een jaar van grote inspanningen om noodhulp van de best mogelijke kwaliteit te kunnen bieden. Het had allicht beter gekund, maar de verwezenlijkingen zijn er en soms zijn ze indrukwekkend. De humanitaire actie in zijn totaliteit heeft immers toegelaten aan meer dan 3,5 miljoen Haïtianen voedselhulp te bieden, dat 700.000 mensen tewerk gesteld konden worden in de hulpverlening tegen verloning, dat meer dan een half miljoen zeilen werden verdeeld aan de daklozen, dat 1,2 miljoen mensen nog steeds toegang hebben tot minstens 5 liter drinkwater per dag en per persoon en dat 1,9 miljoen kinderen werden gevaccineerd.

Haïti Lavi 12-12 heeft er zich, naar goede gewoonte, vanaf het begin van de solidariteitsoproep toe verbonden om rekenschap af te leggen van de acties en bestedingen die mogelijk gemaakt werden door de giften van de Belgische bevolking. Enkele dagen geleden hebben de vijf leden van het Consortium elk een eigen omstandig en genuanceerd rapport vrijgegeven over het voorbije jaar van noodhulp in Haïti, met enkele betekenisvolle realisaties.

Ondertussen hebben noch de Haïtiaanse staat, noch de internationale gemeenschap betekenisvolle stappen gezet in de wederopbouw. De ontgoocheling en het ongeduld van vele Haïtianen, die hun hoop hadden gesteld in een andere wederopbouw van hun land, met meer kansen op betere levensvoorwaarden, zijn immens groot maar niet echt verrassend. Sinds geruime tijd voor de aardbeving, gingen extreme armoede en ongelijkheid gepaard met een chronische politieke instabiliteit en met zwakke nationale instellingen. De wederopbouw na een natuurramp kan vele jaren vergen, zelfs in ontwikkelde landen. Wat betekent één jaar in dat perspectief?

Samenwerken

Hindernissen zijn er om overwonnen te worden. Als de nieuwe Haïtiaanse regering de problemen na de aardbeving wil aanpakken, dan zal ze dringend moeten samenwerken met de internationale gemeenschap om de voorwaarden te scheppen die toelaten dat de verplaatste personen de kampen verlaten en werk vinden.

In dit perspectief zijn de financiële middelen waarover de ngo’s, en met name deze afkomstig van de actie Haïti Lavi 12-12, beschikken, beperkt en nagenoeg uitgeput, ondanks de grote vrijgevigheid van de bevolking. Gelukkig zijn noodhulporganisaties in dit proces van lange duur ook niet de énige actoren: bijna 10 miljard euro werd toegezegd door de internationale gemeenschap om deze uitdaging financieel te ondersteunen op lange termijn. Ondersteunen betekent niet zélf implementeren: het is fundamenteel dat Haïti, overheid, middenveld en burgers, op dat terrein zelf de leiding en uitvoering op zich nemen. De Haïtianen hebben vanaf de eerste minuut na de aardbeving getoond dat zij niet moedeloos zouden toezien. Wij zullen aan hun zijde blijven zolang dat mogelijk is.