Direct naar artikelinhoud

Het onbekende leven van prins Willem-Alexander

Het is een kwestie van tijd of prins Willem-Alexander wordt de zevende koning der Nederlanden, wellicht onder de naam ‘Willem IV’. Dat was voor de Volkskrant-journalisten Jan Hoedeman en Remco Meijer voldoende reden voor een gedetailleerde biografie van het aanstaande staatshoofd.

Natuurlijk is het geen sinecure, een biografie schrijven over een man van wie het belangrijkste deel van zijn levensloop nog in het vooruitzicht ligt. Misschien dat de ondertitel De biografie ook een beetje te hoog gegrepen is. Het gaat namelijk over een voorlopige tranche de vie.

Maar wel van een speciaal leven, dat vanaf de dag van zijn geboorte in het teken staat van het leven nà zijn troonsbestijging. Willem-Alexander is niet de opvolger van zijn vader Claus of zijn opa Bernhard, maar van zijn moeder Beatrix, zijn oma Juliana: het staatshoofd van Nederland. Een land dat van zijn leiders niet veel minder dan de perfectie eist - en perfectie is dan eigenlijk de benedengrens. Het mag best wat meer zijn. Fouten worden niet geduld, en elk foutje wordt al snel uitvergroot tot een Fout. “Ik heb mijn best gedaan” is een excuus dat niet te gebruiken valt.

De voorbije veertig jaar waren voor Willem-Alexander één lange training op dat vooruitzicht, die onvermijdelijkheid van zijn eigen levenslot. Het is een kleine maar zo veelzeggende anekdote, als op school de leraar aan zijn leerlingen vraagt wat ze later willen worden. Alle jongens en meisjes mogen dromen en wilde plannen maken. Behalve Willem-Alexander. Al weet hij op dat moment dat hij een ambt zal uitoefenen waarvan zijn klasgenoten alleen kunnen dromen, voor het geval ze nog in sprookjes zouden geloven.

Met veel opmerkingsgave en zin voor detail reconstrueren de auteurs ‘the making of a king’. Het is een verhaal van een jongen die materieel absoluut niets te kort komt, maar eigenlijk ook niet affectief. Zijn ouders kenden de valstrikken van een jong leven in een gouden kooi, en hij had het geluk dat hij geboren werd in de jaren zestig, een decennium toen iedereen het vanzelfsprekend vond dat prinsenkinderen zo gewoon mogelijk werden opgevoed. Maar het is ook een leven vol formaliteiten, regels, do’s en (vooral) talloze don’t’s. Willem-Alexander werd lid van het Internationaal Olympisch Comité. Dat leidde tot een debat in de Tweede Kamer, waar Paul Rosenmöller van Groen Links een typisch exposé hield: “Wat zou de positie van de kroonprins zijn als hij al lid was geweest ten tijde van het beroep van het IOC op de VN om geen inval in Irak te laten plaatsvinden tijdens de Winterspelen van Nagano?” Voor een kroonprins is werkelijk álles een potentieel probleem: waarin hij zich engageert, en in welke mate, waar hij spreekt, en hoe lang, en met welke intonatie, en welke inhoudelijke klemtonen, hoe hij omgaat met kritiek, en met applaus, hoe hij zich kleedt, wie hij aanspreekt, en wie niet, in welke gemeente hij woont, en in welk huis, welke veiligheidsoverwegingen hij in acht neemt, en welke niet, welke namen hij zijn kinderen geeft. Enzovoort. Onvermoeibaar brengen de auteurs het allemaal in kaart. Zij beschrijven een fenomeen waarvan zij zelf natuurlijk ook deel uitmaken: het staatshoofd moet omgaan met zijn land en volk, maar dat volk en dat land benaderen hem in de eerste plaats als een vreselijk veeleisende publieke opinie.

Dat is nog mild uitgedrukt. Als het om de vorst gaat, is de publieke opinie haast een karikatuur van zichzelf: zonder mogelijkheid tot nuance, en amper in staat tot enige elementaire menselijkheid. Misschien is dat onvermijdelijk bij een instelling als de monarchie, waar de mens en de instantie bijna voor honderd procent samenvallen.

In het geval van Willem-Alexander strekt zich dat uit tot het huwelijk. In zijn geval was dat het eerste grote drama van zijn leven: de opschudding toen bleek dat hij zich zou verloven en wilde huwen met Máxima Zorreguieta. Zoals de achternaam doet vermoeden: een Argentijnse. Dochter, nota bene, van een man die minister was tijdens de dictatuur van Jorge Videla. Dus van een man die Fout was.

Meteen brandde een op en top Nederlands debat los: voor weldenkend Nederland stond vast dat Jorge Zorreguieta een probleem was, dat hij níét welkom was op het huwelijk van zijn dochter. Een huwelijk dat plaats móést vinden in Nederland, dat protestants móést zijn (ook al was Máxima katholiek). Het boek wijdt er zelfs de eerste hoofdstukken aan: hoe minister-president Wim Kok (PvdA) de ‘zaak-Maxima’ oploste.

Uit de reconstructie blijkt dat de auteurs de strategie van Kok volkomen steunen, en samen met hem gelukkig zijn dat het gelukt is Willem-Alexander, Máxima en de schoonfamilie te overtuigen van ‘het hogere belang’. Wat ze zich bij het uitschrijven wellicht niet realiseerden, is hoe dat politieke hogere belang leest als een moreel laag spelletje. En het gaat dan níét om het goedpraten van Jorge Videla en zijn ‘Vuile Oorlog’. Het gaat erom dat Nederland nu ineens op hoge poten níéts te maken wilde hebben met een minister uit de regering van Videla, maar destijds zelf altijd diplomatieke (en economische) relaties is blijven onderhouden met dat regime.

In de jaren dat het écht een verschil gemaakt zou hebben voor de oppositie in Argentinië, deed Nederland dus niets. Ze lieten ‘de dwaze moeders’ hun wanhopige rondjes draaien rond het plein. Er kwam zelfs een boycotactie, opgezet door Neerlands Hoop - zo noemden Freek de Jonge en Bram Vermeulen zichzelf toen. ‘Bloed aan de Paal’, heette hun actie, en in het gelijknamige lied zongen ze zo: “We gaan naar Argentinië, waar dagelijks wordt gemoord/ Maar daar is nu eventjes geen tijd voor zojuist heeft Rep gescoord.”

Van de voetballers liet alleen Johnny Dusbaba zich overhalen níét naar Argentinië te gaan. Oranje speelde, haalde zelfs de finale, en dat speelde natuurijk mooi in de kaart van de internationale pr van het Videlaregime. Maar Nederland nam geen afstand van de Argentijnse dictator, want dat ging toen in tegen het Nederlandse eigenbelang.

Maar een kwarteeuw later, als het Nederland geen pijn meer doet, dàn is de Nederlandse publieke opinie ineens uiterst correct. Dàn is Nederland hard, en principieel, en zich o zo bewust van de mensenrechten. Dàn is nuance niet meer mogelijk, laat staan welke tussenoplossing (publieke excuses van vader Zorreguieta) ook. Nederland was onbarmhartig - niet tegen zichzelf, maar tegen Maxima, en ook tegen Willem-Alexander, die even overwoog zijn troon ter beschikking te stellen. Nederland was namelijk zichzelf aan het strelen. En deugd dat het deed.

De auteurs zullen het zelf niet beseffen, maar in hun pijnlijk nauwkeurig en accurate reconstructie van de Máximacrisis, tekenen ze een portret van een land dat voorbestemd is om creaturen als een Pim Fortuyn, een Rita Verdonk of een Geert Wilders voort te brengen. Het is een land dat de wereld afmeet aan het eigen gelijk, dat de eigen inzichten en gevoelens niet weet te kaderen, te nuanceren of historisch te duiden. Het is de ijzige harteloosheid die menige burgerlijke middenklasse kenmerkt: ‘dit hoort zo’, of ‘dit kan niet’, en dan valt telkens een oordeel als een hakbijl. Dat men daarbij ‘de ander’ tot in de ziel kwetst, deert niet. Of die ander Ayaan Hirsi Ali heet, of hij een gewone Marokkaanse immigrant is of een rijke Argentijnse jongedame, of zelfs de erfprins van Oranje. Het moet gezegd: Nederland discrimineert niet. Stilaan is iedereen gelijk inzake harteloze bejegening.