Direct naar artikelinhoud

Jagen op vers bloed in de nacht

Stanley Kubrick. Diane Arbus. Jeff Wall. Drie topfotografen beïnvloed door één man: Arthur Fellig, beter bekend als Weegee. In het interbellum joeg hij op het schorem van New York, nu is hij te bewonderen in Antwerpen.

Onder het linkeroog kleeft een witte pleister. Borsthaar verbergt een dampend hart. Boven het hoofd hangt voelbaar een loodzware tragiek. 'Anthony Esposito, accused cop killer', leest de ondertekst bij de foto. Anno oktober 2012 is dit het uithangbeeld van de tentoonstelling Murder Is My Business, vanaf vrijdag te zien in het Antwerpse FotoMuseum (FoMu). Op 16 januari 1941 werd hij gemaakt, op het politiekantoor van de New Yorkse politie. Door Weegee, stamvader van de tabloidfotografie. Schreef Weegee later over Esposito in zijn dagboek: "Hij zag eruit als een onverzettelijk, nors en ronkend beest. En tegelijk strompelde en waggelde hij als een dronkaard."

De setting, de hoofdrolspeler, de felle belichting. In alles ademt het beeld Weegee's stempel uit. Als een hongerige leeuw op de savanne zwierf de in het huidige Oekraïne geboren fotograaf door de straten van New York. Op zoek naar moorden, overvallen, huiselijk geweld. Racisme en daklozen. Slachtoffers, daders, getuigen. En bovendien: door de nacht zwierf Weegee vooral. Gedreven door een dorst naar scoops, geholpen door een politieradio op kortegolf, en gegeerd door op sensatie beluste opdrachtgevers. Kranten, die het vooral van de losse verkoop moesten hebben. Murder Is My Business is niet zomaar de titel van deze expo.

De term 'paparazzi' zal pas in 1960 zijn intrede maken, dankzij de iconische Fellini-film La dolce vita. De ster van Weegee is dan reeds flink getaand. Zijn invloed niet. Het maken van foto's van mensen op straat: na Weegee kreeg het alleen maar meer gewicht. Tot de musea toe. "Weegee was helemaal niet bezig met kunstfotografie", zei ooit Brian Wallis, hoofdcurator van het International Center of Photography (ICP) en vrijdagavond gastspreker in het FoMu. "Maar zijn technische expertise liet hem toe om te spelen met meer experimentele vormen van compositie, die zelfs avant-garde genoemd mag worden."

Levenslust

Vijfduizend moorden zou Weegee in totaal hebben gecoverd. Althans, dat zegt hij zelf. Wat wel zeker is, is dat Weegee tussen 1935 en 1946 feilloos het straatbeeld in de New Yorkse achterbuurten capteerde. Een nog warm lijk in de riolen. Twee geblinddoekte verdachten in de paddy wagon. Brandende fabrieksloodsen. Verwrongen torso's in autowrakken. Blijgeestig is het allemaal niet. Armoede en alcoholisme, gangsters en geweld. Al injecteert Weegee zijn beelden vaak met een zwart-komische toets. Fotografeert hij een doodgereden man, dan vergeet hij op de achtergrond het reclamepaneel voor de film Joy of Living niet. Ook schenkt hij zijn foto's lichtvoetige titels als 'The Curious Cat' of 'The Spirits of Saint Louis'. De eerste toont een automobilist die zich net tegen de gevel van een verzekeringskantoor te pletter heeft gereden, de tweede een dronkenlap in een plas pis.

Naast die rauwe directheid en de ruime aandacht voor omstanders valt bij Weegee vooral de timing op. Meestal arriveert Weegee nog voor de ordehandhavers op de locus delicti. Bij een bokswedstrijd huurt hij zelfs ooit een privé-ambulance af, zo bekent hij in zijn in 1961 verschenen autobiografie. "We kwamen aan en parkeerden voor de ingang. Na de eerste knock-out scheurden we met loeiende sirenes en rode zwaailichten richting downtown, terwijl ik op de grond de negatieven ontwikkelde."

Het is tekenend voor Weegee's werkwijze. De kofferbak van zijn Chevrolet toverde hij tot mobiel kantoor om, volgestouwd met laarzen en tikmachines, sigaren en salami. Fluks tapte Weegee de politieradio af, scheurde naar de plaats des onheils, schoot genadeloos met fel flitslicht, en reed vliegensvlug naar kranten als The Daily News en The Daily Mirror.

Toekomstvoorspeller

Het leverde Fellig een tot op vandaag tot de verbeelding sprekende geuzennaam op. Een fonetische verbastering van het destijds bijzonder populaire bordspel Ouija, waarmee men in de toekomst zou kunnen kijken. Maar, nog belangrijker: het gaf 'de foto' een onmiskenbare opwaardering binnen de nieuwsverslaggeving. Zijn dramatische, narratieve stijl en zijn lef - Weegee deinsde er niet voor terug om een en ander te ensceneren - fungeren als inspiratiebron voor vele generaties topfotografen. Stanley Kubrick, vooral bekend van klassieke films als Full Metal Jacket en 2001: A Space Odyssey' maar in den beginne ook een erg gewaardeerd straatfotograaf, leende duidelijk bij Weegee. Diane Arbus ook, bekend van haar travestieten, dwergen en freaks. Jeff Wall, zelfs.

Weegee's eerste fotoboek, Naked City (1945), wordt bovendien warm omarmd door de Amerikaanse gangster- en misdaadfilms van de jaren veertig. Jules Dassin pacht de titel zelfs voor een gelijknamige film noir. Ook voor de boulevardpers aan beide zijden van de grote plas, immer voyeuristisch en opportunistisch, dient Weegee later ter voorbeeld. In de herfst van zijn carrière waagde hij trouwens zelfs de sprong richting Hollywood, maar verder dan enkele semiautobiografische bijrollen en een vermelding als special effects consultant op de aftiteling van Kubricks Dr. Strangelove kwam het niet.

Pas na zijn dood in 1968 ten gevolge van een hersentumor wordt ook de museale waarde van Weegee's werk ten volle erkend. Er komen tentoonstellingen in New York en Amsterdam, in LA en nu dus ook Antwerpen. Niet verwonderlijk, want 's mans invloed is onmiskenbaar. Rijk, echter, is Weegee er zelf nooit van geworden. Een reçu voor werk aan The Times leert immers: 'two murders...$35.'

Weegee: Murder Is My Business loopt nog tot 27 januari in FotoMuseum, Antwerpen. Morgen geeft curator Brian Wallis om 20 uur een lezing over Weegee. www.fotomuseum.be