Direct naar artikelinhoud

Lof der inconsequentie

Vroeger was het progressief om het algemene recht op een biefstuk te verdedigen. Vandaag wensen sommige progressieven de biefstuk in de ban te slaan. Een kwestie van ecologische consequentie. Wordt het leven niet bar als we altijd en overal consequent moeten zijn?

De rede beveelt ons wel altijd dezelfde weg te gaan, maar niet altijd hetzelfde tempo te volgen.
Michel de Montaigne, 1533-1592

Elke week heeft haar eigen morele rel. Afgelopen week ging die over biefstuk met frieten. Steen des aanstoots is een campagne van het Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing (Vlam). Die doopte de week om tot Week van de Steak-Friet, teneinde de Vlaming aan te zetten tot meer consumptie van rundsvlees van hier.

Die brok roodvleesreclame is bij enkele Groen!-politici, zoals Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron, in het verkeerde keelgat geschoten. Meneer Caron verwijt de overheid schijnheiligheid, omdat ze de ene week de consumptie van rood vlees (en frieten) poogt te temperen met een nieuwe voedingsdriehoek, en de volgende week toch weer diezelfde producten promoot. Vervolgens trok zich een verontwaardigingsgolf op gang van burgers en politici die tegen zoveel bedilzucht in hun recht op biefstuk opeisen.

Als je het louter rationeel bekijkt, valt er nochtans geen speld tussen de groene redenering te krijgen. Er is een ruime wetenschappelijke consensus dat overconsumptie van rood vlees ongezond is en zelfs kwalijk voor het milieu. De overheid verspreidt die boodschap ook zelf. Dan is het inderdaad een beetje gek dat diezelfde overheid promotiecampagnes ondersteunt die juist de tegengestelde richting op gaan.

En niet zomaar een beetje. Binnenlandse campagnes voor rood vlees (runderen, varkens en schapen) op het bord mogen dit jaar 3 miljoen euro kosten, zo blijkt uit de begroting van Vlam. Een schoolfruitcampagne is 60.000 euro waard.

Het zijn, voor alle duidelijkheid, de agrosectoren zelf (en niet de overheid) die de klemtonen leggen en de reclamecampagnes betalen. De vleessector heeft een goede reden om een tand bij te steken: in tien jaar tijd is het gemiddelde vleesverbruik met zowat een kwart gedaald in ons land, en de dalende trend verscherpt.

Micromoralisme

Allemaal waar. Toch ligt mijn sympathie - en die van zeer vele Vlamingen - bij de biefstuk. Ook al besef ik dat veel rood vlees echt wel ongezond is. Ook al schreef ik eerder al vaak dat te veel en te goedkoop dierlijk vlees eten een industrie stimuleert waar dierenwelzijn en milieubewustzijn geen prioriteit zijn. Ook al ben ik blij dat er meer aandacht komt voor gezondere en lekkere alternatieven.

Meer nog dan Zwarte Piet, lijkt de steak friet tot het Vlaamse erfgoed te behoren. In vele gezinnen staat het gerecht elke woensdag of zaterdag op het menu. Die traditie neemt vanzelf af met het wisselen van generaties, maar wanneer politici of andere spraakmakers ze gaan viseren, gaan de stekels omhoog. Het voorbeeld van Zwarte Piet is niet lukraak gekozen...

De aanval op de biefstuk wordt dan een treffend symbool van de oprukkende inperking van de individuele vrijheid op morele grond. Wat mag nog wel, als je al niet ongestoord van een entrecôte mag genieten?

Zulk micromoralisme is een bredere trend in de politiek. De overheid trekt zich noodgedwongen terug uit grote, multinationale maar in wezen politieke en economische kwesties omdat ze daar met haar nationale bevoegdheid tekortschiet. Tegelijk richt ze zich dan maar op de morele beregeling van het leven van het individu.

De tendens van micromoraliteit is alomtegenwoordig. Rechts concentreert zich op de inperking van de vrije beweging in de openbare ruimte. Liberalen zijn de grootste verdedigers van cameratoezicht geworden. En links richt zich op een levensstijl die aan de nieuwe zeden dient te voldoen. Een epidemisch opbod van verbod is het gevolg.

Biefstukkenpuritanisme

In al zijn relatieve onschuld werpt de biefstukkenkwestie een fundamentele vraag op. Zijn er grenzen aan de consequente levenshouding voor wie toch het 'goede' wil doen in zijn leven? En wordt een consequent en correct leven niet gauw saai of stresserend?

Het is een leven waarin je niet mag roken, niet te veel mag drinken, geen biefstuk mag eten (laat staan een Whopper uit de nieuwe Burger King), geen T-shirt bij H&M mag kopen, geen Studio 100-speelgoed mag kopen dat je kinderen echt leuk vinden omdat ze het kennen van bij hun vriendjes. En ga zo maar door.

Respect als je die uitdijende checklist van burgerlijke deugdzaamheid volhoudt. Voor velen is het vast ook een dieptreurig vooruitzicht.

Wrevel ontstaat wanneer die consequente levenshouding als superieur wordt uitgedragen of zelfs opgelegd. Het is een bedje waar progressieven, en met name groenen, wel eens ziek in willen zijn. Als moderne zedenmeesters wijzen ze de ander op de vele zonden. Vaak tegen de achtergrond van hedendaagse hellegaten: de klimaatapocalyps, het consumptiekapitalisme.

Zo ontstaat het biefstukkenpuritanisme. De democratisering van luxe - elke week biefstuk, iedereen een vliegreis, ieder seizoen een nieuw hemdje - wordt verdacht, omdat ze de wereld wetens en willens om zeep helpt. Wie zondigt tegen de regels van de nieuwe deugdzaamheid, mag een publieke tuchtiging verwachten.

Biefstukkenpuritanisme is een adequaat woord, omdat het een verschuiving in de waarden van sommige progressieve geesten goed weergeeft. Er is immers ook een tijd van biefstukkensocialisme geweest.

Het was de Nederlandse socialistische ideoloog Hans van den Doel (1937-2012) die de term 'biefstukkensocialisme' halfweg de jaren 70 lanceerde. Hij viseerde daarmee het gedachtegoed van zijn leermeester, de befaamde PvdA-voorman Joop den Uyl. Van den Doel meende dat Den Uyl te exclusief de nadruk legde op de rechtvaardige verspreiding van materiële welvaart: iedereen zijn gezinswagen en zijn biefstuk.

Welvaart volstaat niet om mensen een gevoel van welzijn te geven, betoogde Van den Doel daarentegen. Gelijk heeft hij, al dreigt de slinger bij sommigen op links nu door te slaan. Merkwaardig genoeg zijn het nu centrumrechtse regeringen die uitentreuren het biefstuksocialistische mantra herhalen van 'jobs, jobs, jobs' (en met de rest moet de burger maar zijn plan trekken). Zo is dus ook het puritanisme van kamp gewisseld, omdat de burger behoed moet worden voor al te veel materialisme. De gezinswagen ('dieselslurper') en de biefstuk ('CO2-bom') worden bijgevolg in de ecologische ban geslagen.

Leve de vooruitgang

Van in Chinese sweatshops vervaardigde smartphones over gesuikerde kinderkoeken tot niet-duurzame biefstuk: de kwesties over ondeugdzame consumptie lijken almaar toe te nemen. Daar is ook een goede reden voor: het voortschrijden van de kennis.

Dankzij de globale en razendsnelle verspreiding van informatie kennen we de bedenkelijke oorsprong van onze goedkope T-shirts, en dankzij het vorderen der wetenschap kennen we het oorzakelijke verband tussen roken en verhoogd kankerrisico. Het is met feiten gestaafd dat alcohol verslavend is en gevaarlijk voor wie met de wagen rijdt. Net zoals we weten dat te veel suiker kinderen obees maakt.

Ook de geesteswetenschappen dragen hun steen bij. Door beter historisch inzicht in het kolonialisme begrijpen we gevoeligheid voor racisme beter. De argumenten om vrouwen als minderwaardig te behandelen zijn eveneens weggesmolten.

Dat we strenger worden voor roken, alcoholmisbruik en ongezonde voeding, evenals voor racisme of seksisme, is niet alleen goed, het is ook maatschappelijk grotendeels verworven. Dat is vooruitgang.

Maar ook voor de overheid stelt zich de vraag naar hoe ver consequent wettelijk handelen dan wel reikt. Als je weet dat roken extreem ongezond is, moet je het dan niet simpelweg verbieden, om te beginnen bij minderjarigen? Moet er geen nultolerantie komen voor alcohol achter het stuur? Een verbod op alcoholverkoop aan minderjarigen? Moeten snoep- en limonadefabrikanten niet strenger worden aangepakt? Dient er een hoge handelsbarrière opgeworpen te worden tegen producten die door moderne slaven vervaardigd zijn?

Voorlopig gebeurt dat niet, en de maatschappelijke druk om dat te veranderen blijft afwezig. Toch is het niet meer dan de logische consequentie van het voortschrijdende wetenschappelijke inzicht.

Hoe meer we te weten komen over de risico's van ons gedrag, hoe groter de neiging zal bestaan om de vrijheid om risico's te nemen in te perken. De combinatie van dure therapeutische innovaties en krimpende gezondheidsbudgetten zal die kwesties enkel meer dwingend maken. En dan is het een kwestie van tijd voor rood vlees in het vizier komt, na tabak, alcohol en suiker.

Juk van deugdzaamheid

Toch zitten aan dergelijke moralisering van de politiek ferme nadelen. Het eerste is dat van de tegenreactie. De mens is een wankel wezen. Fouten maken en inconsequent handelen zitten in zijn aard. Het is de stof waar drama van gemaakt wordt. Als het juk van de deugdzaamheid te strak gaat knellen, wil de mens zich eraan ontworstelen. Als hij voortdurend te horen krijgt dat het klimaat een hel wordt, zal hij uit wanhoop concluderen dat zijn persoonlijke gedrag toch geen moer meer uitmaakt. Als hij leest dat van een goede maaltijd het vlees én de frieten én de mayonaise én het glas wijn verboten zijn, zal hij recalcitrant alles willen consumeren.

Te strenge beteugeling werkt contraproductief. Apocalyptiek wekt schuldgevoelens in de hand. Het merkwaardige psychologische gevolg daarvan is dat velen niet zozeer hun leven zullen beteren, maar schuldbewust zullen voortdoen, vanuit de wanhopige gedachte dat ze toch gedoemd en onverbeterlijk zijn. Als de wereld toch naar de vaantjes gaat, mag ik toch zeker nog wel met een Ryanair-vlucht een weekendje op en af naar Berlijn om te gaan fuiven?

Dan is er nog het probleem met het alternatief. De morele raadgevingen voor een beter leven vertrekken dikwijls vanuit de hoger opgeleide klasse, die het financieel vaak ruimer heeft. Ook hun leden nemen het niet altijd even nauw met consequenties, zoals bijvoorbeeld blijkt wanneer ze het leuke, maar gekleurde buurtschooltje toch liever voorbijfietsen.

De relatieve welstand opent wel bredere kansen op alternatieven. Ongezonde voeding is vaak goedkope voeding.

Zelfs als we die financieel-sociale hinderpaal weten weg te werken, blijft de ultieme kwestie: waar eindigt consequent leven? Het antwoord kennen we maar al te goed. Bij radicalisme. Fundamentalisten leven behoorlijk consequent naar de letter van hun heilige geschriften.

We hoeven daarvoor niet naar het wankelende kalifaat te verhuizen. Dichter bij huis zal broeder René Stockman, hoofd van de internationale congregatie van Broeders van Liefde, de term 'radicaal' als een compliment ervaren. "Ik leef radicaal, ja. Ik kan niet anders. Het christendom vraagt van ons een radicale navolging van het evangelie", zei hij twee jaar geleden in De Morgen.

Of lees het zinderende interview met de jonge conservatieve filosoof Othman El Hammouchi, elders in deze Zeno. Een toonbeeld van radicaal consequent denken. Broeder Stockman zal in deze piepjonge moslim een bondgenoot herkennen. Beiden mogen ze redelijk terecht claimen dat ze consequent leven en denken. De overgrote meerderheid van de anderen - 'wij' - moddert maar wat aan.

Mankend wezen

Dat is maar goed ook. De mens is een mankend wezen. Van de Franse 16de-eeuwse filosoof Michel de Montaigne tot de Duitse hedendaagse essayist Hans Magnus Enzensberger of Hugo Claus in de Vlaamse letteren heeft de inconsequentie dan ook altijd haar verdedigers gehad. Niet toevallig worden zij vooral gekoesterd na periodes waarin religieus of politiek radicalisme hoogtij vierde. Tegen consequent totalitaire gedachten zetten ze ironie en wankelmoedigheid in. Dat lucht op.

Al moeten we ook hier weer opletten voor een paradox. Ook het inconsequente denken kun je maar beter niet al te consequent doordenken. Als alles ironie wordt, is niets nog van waarde.

Dit is dus geen pleidooi voor postmodern gedraai in rondjes of voor reactionaire nostalgie naar een verleden dat nooit bestaan heeft, toen mannen nog wel als rokende cowboys dagelijks een halve kilo zelf met de blote hand geslacht vlees verorberden. Het mag wel blijven vooruitgaan met de samenleving.

Dat lukt wellicht het beste met mate. Desnoods tomeloze mate. Tussen het biefstukkenpuritanisme en de onhoudbare libertaire vrijheid blijheid verkies ik daarom de flexitariër als rolmodel. En ik probeer daar zo, euhm... consequent mogelijk in te zijn.

Zelf organiseren we elk weekend een vegetarische dag in het gezin, op vraag van de kinderen. Dat vergt wat creativiteit aan het fornuis. Niet zonder trots heb ik een Thaise curry met 'vegetarische kippenblokjes' geïntroduceerd. Dat het in feite om samengeperste champignons gaat, hebben we voor de lieve gezinsvrede maar verzwegen.

En ik ben even trots dat diezelfde kinderen ook de goede smaak van echte biefstuk weten te waarderen. Met mate, en met dank aan de wetenschappelijke wijsheden over overmatig vleesgebruik.

Dat is persoonlijke anekdotiek, geen zedenles of superioriteitswaan. Desalniettemin: leve het flexitarisme. Als concept, ook wanneer het niet om vleeskwesties gaat. Wat minder vlees en wat meer biogroenten van de boer: zeker wel. Alsook een jeansbroek minder kopen en de wagen niet gebruiken in de stad.

Maar ook je niet schuldig hoeven voelen als je een keer met de auto (!) naar een restaurantje rijdt, waar je je privédata prijsgeeft (!!) door op Instagram een foto te posten van de steak friet (!!!) die je eet met je geliefde aan wie je net een leuk Zara-kleedje (!!!!) cadeau gedaan hebt, terwijl de kinderen met hun vriendjes naar een concert van K3 (!!!!!) zijn. Toch?

Consequente mensen komen in hun hemel, flexitariërs komen overal.