Direct naar artikelinhoud

Column Klaar voor de strijd

Joachim Pohlmann is woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en schrijver van Een unie van het eigen. Zijn column verschijnt wekelijks.

HEt duurde even voor ik doorkreeg waar ze het nu eigenlijk over had. Arbeid ... Voor een overgeïdeologiseerd figuur als mezelf roept die term allerlei connotaties op die ik moeilijk in de mij omringende context geplaatst kreeg.

Bedoelde ze arbeid in de marxistische betekenis? Als een koopwaar die tegen de hoogste prijs wordt verkocht waardoor het individu vervreemdt van zichzelf? Of was het in de jüngeriaanse zin, als een verzwelgende efficiëntiedrang die al het menselijke in functie stelt van de arbeid?

Dat laatste leek mij gegeven de omstandigheden het meest plausibele. En toen het op aangeven van mijn eega doordrong dat de vroedvrouw met arbeiden eigenlijk baren bedoelde, zag ik Ernst Jüngers gelijk andermaal bewezen. In onze samenleving is alles arbeid geworden, zelfs de natuur.

Terwijl het gesprek verderging over kraambedden, afkolven en bevallingsverloven, zonderde ik mij mentaal af in de gedachte dat ik een ander medisch eufemisme zou bezigen dan arbeid. Ik zou gaan voor het nietzscheaanse 'strijd'.

Zo bekeken de Spartanen het althans. Voor hen waren er maar twee manieren waarop iemand een held kon worden: door te sterven op het slagveld of door een kind ter wereld te brengen. Het laatste werd zelfs hoger gewaardeerd en het gaf vrouwen een groot maatschappelijk aanzien en inspraak.

Dat was anders in het democratische Athene, waar een vrouw onmondig was en veroordeeld tot een leven in de schaduw van haar man. Een van de weinige Atheense vrouwen van wie we iets weten - Xanthippe, de vrouw van Socrates - kennen we omdat ze zo'n canaille was.

Strijd past ook gewoon beter bij een vrouw dan arbeid. En toch zeker bij het feminisme van de oude stempel. Het soort feminisme waarin de sterkere vrouw zich moet ontworstelen aan een verstikkende moraal die haar onderdrukt. Dat is pas een nietzscheaanse gedachte.

Als Simone de Beauvoir in De tweede sekse schrijft dat je niet als vrouw wordt geboren maar tot vrouw wordt gemaakt, resoneert dat de stelling van Nietzsche dat enkele eeuwen van opvoeding van vrouwen zelfs mannen kan maken. Al was Nietzsche te misogyn om dat als iets positiefs te zien.

We kunnen onszelf maken, voor mij is dat steeds een zowel bevrijdende als afschuwwekkende gedachte geweest. We komen uit het niets en keren terug naar het niets. Daartussen hebben we een zeer beperkte tijd om ons leven te creëren. En dat is niet zo'n simpele opdracht.

Want hoe makkelijk het ook is om op sociale media de schijn van een grandioos bestaan op te bouwen, je leven kan je niet zomaar fabriceren. Dat vraagt inspanning, opoffering, inzet, wilskracht ... Kortom: strijd. En dat is iets dat we liever uit de weg gaan.

De ergste angst die ons kan overkomen is de angst om zelf iets van het leven te maken. Uit die angst vloeit de neiging voort om toch maar de geborgenheid en anonimiteit van de massa op te zoeken. Om dat te counteren moeten we ons volgens Nietzsche opstellen als de filosoof-krijger.

Een filosoof-krijger die de daad boven het denken verkiest, maar niet volslagen redeloos is. Een mens die de strijd met zichzelf aangaat, om uit die confrontatie het eigen wezen te scheppen als reflectie van wie hij of zij wil zijn.

"Is dat duidelijk, meneer?" Ik keek op en keerde terug uit mijn eigen wereldje waar ik gaarne toef in nodeloze overpeinzingen. Vroed- en andere vrouw keken mij beiden indringend aan. Klaarblijkelijk was mij net iets belangwekkends meegedeeld. "Absoluut", zei ik. "Klaar voor de strijd."