Direct naar artikelinhoud

Fietsen zit niet in ons DNA

Bij afstanden langer dan 300 meter stapt de Vlaming liever in zijn auto dan op de fiets. Dat het ook anders kan, tonen onze noorderburen: bij verplaatsingen tot vier kilometer wordt er op de pedalen getrapt.

Al op de oprit gaat het mis. Voor een rit naar het werk, de bakker of de school van de kinderen stapt de Vlaming in zijn auto. Zelfs bij zeer korte verplaatsingen, van driehonderd meter tot drie kilometer, blijft de fiets vaak ongebruikt achter. Dat blijkt uit het onderzoek naar het verkeersgedrag in Vlaanderen dat Vlaams minister voor Mobiliteit Hilde Crevits (CD&V) liet uitvoeren (DM 17/09).

Achter het stuur kruipen is volgens mobiliteitsexpert Kris Peeters een gewoonte geworden. "Vlamingen denken niet na voordat ze de auto nemen. Dat komt ook door de infrastructuur. Steden moeten de fietser veiligheid en comfort bieden. Er moet komaf worden gemaakt met slechte luchtkwaliteit, onveilige oversteekplaatsen en de alomtegenwoordige auto. Veel mensen stappen in de wagen, omdat ze op de fiets schrik hebben van het autoverkeer."

Hoe anders is de situatie in Nederland. Waar in Brussel slechts twee tot vier procent van alle verplaatsingen met de fiets gebeurt, is dat in Amsterdam bijna vijftig procent. De verklaring daarvoor is simpel, meent Peeters.

"Om het met een boutade te zeggen: Nederland heeft ruimtelijke ordening, wij niet. Afstanden zijn er beter fietsbaar en er bestaat van oudsher een uitgebreid fietsnetwerk. Bij ons dacht men begin jaren '70 nog dat de fiets gedoemd was te verdwijnen. Er waren nauwelijks fietspaden. Een historische achterstand is het gevolg."

Cultuurverschil

Een achterstand die vandaag nog altijd zichtbaar is. Giselinde Kuipers, sociologe aan de Univer-siteit van Amsterdam, duidde eerder al het cultuurverschil tussen Nederland en Vlaanderen.

"Zo gauw je de grens bij Antwerpen oversteekt, zie je geen fietsen meer. De fiets als dagelijks vervoersmiddel, niet alleen voor studenten of milieubewuste types, maar ook voor mannen in pakken, voor de minister en zelfs voor de koningin, stopt bij de Nederlandse grens."

Dat iedereen fietst, zou door de grote groep middenklassers komen. Kuipers: "Er is weinig ostentatief machtsvertoon. De elite kon zich weinig pronkgedrag permitteren. De fiets is een goedkoop, sober voertuig, waarbij de berijder al het werk zelf doet. De tweewieler geeft distinctie door gewoonheid."

En die gewoonheid meet iedereen zich graag aan. "Je neemt gewoon de fiets. Iedereen fietst. Je zou niet weten hoe het anders moet. In steden is de eenheid van afstand de fietsminuut, zelfs in de brochures van makelaars. Fietsen is het symbool voor status-zonder-opsmuk, macht die niet wil weten dat ze macht is."

Statussymbool

En juist in status schuilt het verschil tussen Nederland en Vlaan-deren, meent Peeters. "Mark Rutte gaat met de fiets in Den Haag naar het Binnenhof."

"Intussen rijdt Elio Di Rupo door Brussel in een Audi. De auto is hier een statussymbool. Hij brengt ons niet alleen van A naar B, maar verplaatst ons ook op de sociale ladder." De fiets voor woon-werkverkeer kan enkel onze harten winnen door zelf ook een statussymbool te worden.

"Het sijpelt intussen door", zegt Peeters. "Merken als Eddy Merckx en Koga Miyata, volledig handgemaakt en dus ook wel de Mercedes onder de tweewielers genoemd, spelen daarop in."

Als intussen ook de infrastructuur verder wordt verbeterd, zal Vlaanderen de fiets oppakken. Nu is 34 procent van alle verplaatsingen recreatief. Voldoende stelplaatsen, meer 30 kilometer-zones met handhaving en goed onderhouden paden moeten de Vlaming elke dag op het zadel lokken.

"Nu is het vaak onveilig om je per fiets te verplaatsen en zie je in veel gemeentes fietspaden die hun naam niet waardig zijn. Als mensen betere voorzieningen hebben, gebruiken ze de tweewieler ook om naar het werk te gaan. Zo kan fietsen, net als in Nederland, de norm worden."

Aantal verongelukte fietsers per miljard kilometer