Direct naar artikelinhoud

‘Hotel Noordstation’ gesloten

De daklozen krijgen deze winter een dak boven hun hoofd. De asielzoekers staan op straat. In de vrieskou. Ze mogen niet meer slapen in het station van Brussel-Noord. Een nieuw opvangcentrum is nog niet klaar. En als de mannen van Samusocial, een Brusselse daklozenorganisatie, een groepje vrouwen en kinderen komen ophalen, worden ze door politiecombi’s verjaagd. Tot ergernis van de sociale werkers: ‘Wij komen verdorie jullie probleem oplossen!’

Er hangt een grimmig sfeertje aan de ingang van het Brusselse Noordstation. Veel asielzoekers drentelen wat onwennig rond in de vrieskou. Binnen willen ze niet meer blijven nadat twee agenten een man hardhandig arresteerden. Het was dan ook een beklijvend beeld: de man op zijn buik op de koude vloer, twee agenten die hem in bedwang hielden, en ondertussen bleef de man maar doorgaan in zijn eigen taal: iets dat het midden hield tussen jammeren, roepen, en tieren. Hij wordt uiteindelijk afgevoerd naar een kamertje van de politie. De deur gaat dicht.

Buiten aan de hoofdingang staat Samusocial, de Brusselse vereniging die instaat voor daklozen, met twee busjes. Ernaast de 25 mensen, 9 vrouwen en 18 kinderen, die de nacht van zondag op maandag, dankzij voorspraak van de Franstalige kinderrechtencommissaris Bernard De Vos, doorbrachten in een daklozencentrum van Samusocial. Yvan Mayeur, hoofd van de organisatie: “We zijn met die mensen teruggereden naar Fedasil, om daar plaats te gaan vragen. In afwachting van de uitspraak zaten ze opnieuw even in het Noordstation, omdat het daar warm is. Omdat Fedasil negatief antwoordde komen we ze opnieuw opladen. We houden ze nog maar even bij. Eigenlijk kan het niet, wij zijn helemaal niet bevoegd om hen op te vangen, wij hebben daar geen middelen of mensen voor. Maar bon, humanitair gezien kan je het toch echt niet maken om die mensen op straat te laten staan.”

De vrouwen en kinderen stappen opnieuw in. Enkele mannen hopen ook mee te kunnen, maar botsen op een njet, enkel de 25 die de nacht al bij Samusocial hebben doorgebracht, mogen opnieuw mee. Terwijl de busjes op vertrekken staan, komt een politiecombi aangereden, die de busjes met een luidspreker aanmaant door te rijden. “Mag hier niet staan.” Een medewerker van Samusocial maakt zich boos: “We komen verdorie uw probleem oplossen! Je ziet toch dat we de mensen meenemen.” Maar de politie is onverbiddelijk: doorrijden is de enige optie, terug naar het daklozencentrum aan de Anderlechtsepoort.

Mayeur zucht: “Ik begrijp echt niet dat een burgemeester zo’n beslissing kan nemen bij vriestemperaturen. En dan vooral zonder een oplossing te voorzien. Ik snap dat je het onaanvaardbaar vindt dat mensen daar leven, in die omstandigheden. Maar dan moet je een alternatief voorzien, dan moet het OCMW van Schaarbeek maar bijspringen.”

“Ook de motieven van de federale overheid kan ik niet volgen. Aanvragen van mensen uit Afganistan worden afgewezen. Die mensen hebben geen optie, ze kunnen toch niet terug naar een land in oorlog? Wij zijn verdorie zelf in oorlog met Afganistan!”

Wel soep, geen matras

Ook bij de dagelijkse soepbedeling van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, op een steenworp van het station, slaat de onzekerheid toe. Abdul loopt nerveus rond. “Ik weet niet waar ik ga slapen vannacht. De voorbije nachten sliep ik in het station, maar dat mag nu niet meer van de politie. Ik ga nu proberen een vriend te bellen, en dan gaan we naar Parijs. Ik wil hier niet meer blijven.” Of de Koerd uiteindelijk in Parijs zal raken, lijkt hoogst twijfelachtig. Abdul vindt voorlopig niet eens een telefoon.

Conay, die de oversteek maakte vanuit het Afrikaanse Guinee, en ook een gast van “hotel Noordstation” is, lijkt zelfs nog niet op de hoogte van de nieuwe maatregelen in het station. “Ik heb er geslapen vannacht, en ik ga er straks opnieuw naartoe.” Als we hem zeggen dat de politie er hardhandig ingrijpt, kijkt hij onbegrijpend. Na de soep vertrekt hij met zijn blauwe zak vol bezittingen, amper groter dan een supermarktzakje toch terug richting Noord. Hij kijkt moedeloos: “Ze hadden nooit gezegd dat we in zoiets terecht zouden komen.”

Els Keytsman, hoofd van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, haalt uit: “De federale regering moet nu iets doen. Nu verschuift het probleem naar de welzijnswerkers, nu moeten ook zij kiezen wie ze meenemen, en wie ze een matras geven.”

Volgens staatssecretaris Philippe Courard kan een oude, voorlopig ongebruikte kazerne aan de Fritz Toussaintstraat in Elsene binnenkort een deel van de nood lenigen. Tweehonderdvijftig extra plaatsen komen er, op korte termijn. Toch lijkt het gebouw allesbehalve klaar voor verblijf wanneer we er poolshoogte gaan nemen. Een van de werkmannen zucht diep. “Dat gaat hier nog niet direct opengaan hoor. Er is hier geen verwarming, die moet nog gelegd worden. Daarvoor moet dan weer het water afgesloten worden, enzovoorts.” De nieuwe douches, net geïnstalleerd, zullen nog wel even leeg blijven, schat hij.

De kazerne is wel erg groot, majestueus bijna en ademt vervallen grandeur uit. Afgebladderde verf ligt in schilfers in een van de gangen. Maar op de gelijkvloerse verdieping heeft de gang wel een houten lambrisering, en staan de stapelbedden op een antiek visgraatparket. Schijn bedriegt, zo blijkt, net door al het hout heeft de brandweer de hele gang afgekeurd. Netto resultaat: 120 bedden minder. Ook op de verdieping, waar vast tapijt ligt, zullen de kamers leeg blijven.

Overigens, ook als het gebouw opengesteld wordt, iets waar de ministerraad vrijdag nog over moet beslissen, zullen de mensen uit het Noordstation er niet terecht kunnen. Mieke Candaele van Fedasil: “Er zullen vooral nieuwe asielzoekers komen. Zij krijgen voorrang, zelfs met die extra 250 plaatsen komen we er niet. Vandaag (gisteren, nvd) kregen we weer zo’n 220 aanvragen. Er waren 85 plaatsen.” Ook de opening van de vijf andere kazernes, met veel bombarie aangekondigd als oplossing voor de opvangcrisis, loopt vertraging op. De eerste twee, in Weelde en Houthalen-Helchteren, zouden pas begin volgende week open kunnen gaan.

Terug naar Brussel Noord. Enkele asielzoekers hebben zich ondertussen neergelegd bij een koude nacht buiten. “Ik weet nog niet waar ik naartoe ga, we zien wel,” lacht een jonge Afrikaan. Wanneer we hem vragen naar zijn naam verstart zijn blik plots, en verandert de sfeer. “Mevrouw, ik geloof niet dat wij hier nog een naam hebben.”