Direct naar artikelinhoud

Maneuvers op het strand

Ruth Lasters laat haar personages erop los vertellen in Vlaggenbrief, een 'strandroman' waarin je soms dreigt te verdwalen.

"Literatuur is een luxeproduct", zo verklaarde Ruth Lasters (°1979) ooit in een interview met De Standaard. "Schrijven is maar één aspect van mijn persoon, een aspect waar ik niet zonder kan, maar wel eentje naast vele andere."

Is het daarom dat deze leerkracht Frans in het multiculturele Borgerhout minder op de voorgrond treedt dan haar generatiegenoten? Lasters, verfrissend down to earth, miste nochtans haar start niet en ontving voor haar debuutroman Poolijs in 2006 de Vlaamse Debuutprijs.

Lasters situeert haar nieuwe roman in een Vlaams kuststadje, waarin je makkelijk Blankenberge zou kunnen herkennen. De touwtrekkerij rond een dijkverbreding en het alarmisme van de plaatselijke middenstand klinkt als een herkenbaar refrein.

Tweede centrale as van het verhaal zijn de peripetieën rond een strandcabine. De ruimdenkende familie Verhee stelt haar meubilair ter beschikking aan een gezin Ghanese asielzoekers, maar dat is niet naar de zin van autochtone die-hards, die de verloedering van hun stadje én de gekelderde vastgoedprijzen toeschrijven aan de toevloed van buitenlanders. Wanneer de Verhees hun cabine ook nog van een Afrikaanse vlag voorzien, gaan de poppen aan het dansen.

Maar de alziende spilfiguur van Vlaggenbrief is de bejaarde Thérèse Eckaert, "een oud, dwaas wijf", zoals ze zelf zegt. Vanuit haar appartement slaat ze met een verrekijker het kustleven gade. Af en toe nodigt ze een toerist, strandopzichter of passant bij haar uit, met het barmhartige aanbod om van haar toilet gebruik te maken. Maar Thérèse heeft ook een manipulatief trekje én dat brengt enige dramatiek op gang.

Dobberen

Er spoelt veel mentale eenzaamheid aan in Vlaggenbrief. Lasters toont een opmerkzaam oog voor haar personages, die vrijuit in een eigen idioom hun levensverhalen mogen opdissen. Thérèse vertelt uitentreuren over haar huwelijk met de aanvankelijk welgestelde, goedmoedige Henri en Patrick herbeleeft zijn drugskick: "Ik voelde me als een jaren in zijn reet getackeld voetballertje dat eensklaps belandt in het compilatiefilmpje van alle stergoals uit zijn carrière."

Problematisch wordt het als Lasters maar geen genoeg lijkt te krijgen van haar verhalentrommel. Het leidt tot eindeloos uitgesponnen hoofdstukken, zonder dat er wezenlijk schot in de zaak komt.

Vlaggenbrief wil maar schoorvoetend een roman worden, ondanks de talloze thema's die Lasters op haar vork neemt. Ze schippert tussen milde satire, scherts of mededogen voor haar soms aandoenlijke creaturen. Net daardoor mist haar boek snedigheid en laat het een wat disparate indruk na.

Na verloop van tijd overvalt je het gevoel te verdwalen in dichte bosschages, zonder dat je over het gereedschap beschikt om je een uitweg te banen. Bovendien strooit Lasters kraaienpoten en wolfijzers op je pad, in de vorm van merkwaardige, kromgegroeide zinnen: "Hoe vaak Henri en ik ook van bankstel zijn veranderd, telkens veruitwendigde zowel zijn comfortcirkel als de mijne zich in een mum van tijd tot een zitkring in het leder. Als een afdruk van ledigheid, van nietszucht."

Zo is het alsof Lasters haar woorden wil optuigen met een hermelijnen mantel, maar zich uiteindelijk tevreden stelt met een confectiejasje van de C&A.

Ruth Lasters, Vlaggenbrief, De Bezige Bij, 288 p., 19,99 euro.