Direct naar artikelinhoud

Sociale partners staan niet te springen voor Peeters' wet over werkbaar werk

Werkgevers en bonden onderhandelen op dit moment over de concrete uitwerking van de wet-Peeters over werkbaar en wendbaar werk. Veel animo lijkt daar echter niet voor te zijn.

Een nieuwe wind voor het sociaal overleg. Dat was het doel van de minister van Werk Kris Peeters (CD&V) bij zijn wet op werkbaar en wendbaar werk. Naast een aantal algemene bepalingen, onder meer over de 38-urige werkweek, stelde hij een 'menu' met een achttal maatregelen samen. Die ingrepen, gaande van interim-arbeid van onbepaalde duur tot het wegschenken van vakantiedagen, moesten de sociale partners per sector afzonderlijk invoeren. Leg niets van bovenaf op, maar laat de vernieuwing van onderuit komen, was het idee.

De tweejaarlijkse sectoronderhandelingen zijn daarvoor de ideale gelegenheid. Maar een uitgebreide belronde binnen de sectoren leert dat de maatregelen van de wet-Peeters er veeleer moeizaam opgestart worden. Een aantal onderhandelingen is al afgerond, maar wachten op goedkeuring van de achterban. Elders zijn de gesprekken nog aan de gang. Vijf cao's zijn definitief ingediend.

Fobie voor flexibiliteit

"We hebben geen inspiratie gevonden in Peeters' menu", zegt Marc De Wilde van ACV Metea (Metaal en Textiel). "Vaak proberen de werkgevers een element op tafel te leggen", vult zijn ABVV-collega Werner Van Heetvelde aan. "Maar dat gaat er bijna altijd snel weer af, omdat zij niet echt doordrukken." Van Heetvelde staat aan het hoofd van de Algemene Centrale, de grootste binnen zijn vakbond.

Aan werkgeverszijde klinkt een gelijkaardig geluid. "De focus bij de gesprekken ligt op koopkracht, eindeloopbaan en opleiding", zegt Koen Cabooter, die namens Unizo een heel aantal sectorgesprekken voert en coördineert. "Het ziet er niet naar uit dat veel van Peeters' menu de uiteindelijke teksten zal halen. De bonden ontwikkelden een fobie voor flexibiliteit."

Marc Lambotte, CEO van de grote tecnhologiefederatie Agoria, is geen fan van de wet tout court: "De wet-Peeters in zijn huidige vorm is een lege doos. Wat we beslissen over flexibiliteit kon ook zonder zijn wet."

Een maatregel als het wegschenken van vakantiedagen aan andere collega's wordt in haast geen enkele sector aangekaart. Vragen om de limiet van het aantal overuren op te trekken worden vaak door de bonden van tafel geveegd. Maar hier en daar is er een doorbraak. Zo maakte de sector van de machinebouw het 'plusminusconto' mogelijk, een systeem waarbij een werknemer in erg drukke periodes tot 48 uur per week kan werken.

Twee andere maatregelen laten dan weer op zich wachten omdat er eerste nog algemene afspraken moeten gemaakt worden. Denk aan het loopbaansparen, waarbij je je aantal vakantiedagen kan opbouwen over de jaren heen. Een paar sectoren, zoals de chemie, leggen een eerste kiem, maar wachten op een regeling die geldt voor alle sectoren. En vooraleer er ergens uitzendarbeid voor onbepaalde duur kan worden ingevoerd, moet daarover een akkoord bestaan in de uitzendsector zelf. Die onderhandelingen lopen.

'Te vroeg voor conclusies'

Op het vlak van opleiding, naast het 'menu' een ander belangrijk onderdeel van de wet-Peeters, is er wél in zowat elke sector vooruitgang geboekt. Het aantal vormingsdagen wordt vrijwel overal opgetrokken.

Peeters zelf blijft optimistisch. "Het is nog te vroeg voor verregaande conclusies", zegt zijn woordvoerster Miet Deckers. "Er zijn nog maar 5 van de 150 sectoren die hun akkoord officieel hebben ingediend. Maar wat daarin staat, geeft ons hoop. Er gebeurt heel wat op vlak van opleiding. Tegelijk zien we regelmatig elementen uit het menu opduiken, zoals het loopbaansparen en het plusminusconto."