Direct naar artikelinhoud

Armoedig leven baart rijke kunst

De grote Franse meester Henri Matisse zei ooit dat hij met zijn schilderijen “een aangename fauteuil wou aanbieden, waarin de vermoeide toeschouwer zou kunnen uitrusten”. Stel dat Jean Brusselmans ooit iets dergelijks zou hebben gezegd, dan zou hij de toeschouwer hooguit een harde keukenstoel hebben aangeboden of een eenvoudige brits.

Want bij Jean Brusselmans is er geen luxe, calme et volupté, zoals bij Matisse, maar de hardheid van het bestaan. Brusselmans heeft het grootste deel van zijn leven in diepe armoede doorgebracht, en de werkelijkheid in zijn schilderijen getuigt eveneens van een grote eenvoud. In een aantal van zijn stillevens figureert prominent een haring, het voedsel van de arme.

De stillevens van Brusselmans zijn opgebouwd met een schaars aantal steeds terugkerende elementen: een olielamp, een oliekan, enkele borden en schelpen, een schaal met appels of peren, een schaakbord, en de al vermelde haring. Uit die schijnbaar armetierige beperktheid puurt Brusselmans eenvoudige maar grootse, ja, ‘rijke’ schilderkunst.

Maar we mogen bij Brusselmans niet al te zeer het verband leggen tussen biografie, werkelijkheid en schilderkunst. Want, zoals Mu.ZEE-directeur Phillip Van den Bossche zegt: “De werkelijkheid is het uitgangspunt en het instrument van Brusselmans, maar zijn doel is de schilderkunst.” De schilderijen van Brusselmans zijn exploraties in verf, verf en nog eens verf. “De echte schilder houdt zich niet bezig met trompe-l’oeil, maar met het zoeken naar een hogere waarheid”, zei de kunstenaar ooit. En hij vond die deels in de zintuiglijke schoonheid van geometrie, de geometrie van de ons omringende werkelijkheid. Zo had hij een model, zijn vrouw, die hij geregeld portretteerde maar waarbij hij meer aandacht had voor de pose en het patroon van de stippenjurk, dan voor de levensechtheid.

De geste van de schilder interesseerde hem wel - en daarmee speelt hij ook vaak - maar diepte en perspectief waren duidelijk van veel minder belang voor hem. Voorts is er het belang van het coloriet, van lijnen, vlakken en kleuren. Zijn schilderkunst lijkt zo op een schaakspel: er is een beperkt aantal stukken dat hij steeds van plaats verwisselt. Het spel van variaties, van patronen die weerkeren en in een volgend schilderij subtiel veranderd worden, is een een wezenlijk onderdeel van zijn kunst.

Brussels ketje

Jean Brusselmans was een echt Brussels ketje. Hij werd in 1884 in Brussel geboren. Zijn ouders hadden een klein kleermakersatelier in een volksbuurt en zijn vader was een militant anarchist. Jean Brusselmans las dan ook de naturalistische romans van Emile Zola en de anarchistische traktaten van Bakoenin en Kropotkin. Schilderijen als Boeren (1928) en Wasvrouw (1930) kunnen voortvloeien uit een sociaal engagement, maar toch benadrukt Brusselmans steevast dat hij geen emoties wil weergeven in zijn kunst: hij wil daarom ook niet tot de expressionisten gerekend worden. Hij bekleedt inderdaad een unieke en aparte plaats in de schilderkunst.

In Oostende zijn meer dan vijftig schilderijen en een reeks tekeningen en aquarellen bijeengebracht. Voornamelijk uit de jaren dertig, maar met uitlopers tot begin jaren vijftig. Ze worden per genre gepresenteerd - stillevens, marines, portretten en landschappen - wat boeiende confrontaties oplevert, omdat de schilderkunst van Brusselmans vaak bestaat uit het bijna conceptuele spel van subtiele verschuivingen. Elk schilderij krijgt voldoende ademruimte. Bovendien worden de werken gepresenteerd in ruimtes die door daglicht omspoeld worden, en maken de twee curatoren, Phillip Van den Bossche en Koenraad Dedobbeleer, van de gelegenheid gebruik om een afgesloten museumvleugel voor het publiek te openen.

Opvallend is het onwaarschijnlijke métier van Jean Brusselmans. Hij is een uitstekend colorist. Enerzijds lijken zijn schilderijen sculpturaal, hard, hoekig, brutaal, schematisch en houterig te zijn, anderzijds zie je zijn grote liefde voor de verf, die van dichtbij bekeken nu eens smeuïg en pasteus, dan weer heel licht wordt opgebracht. Vaak laat hij delen van het doek onbeschilderd. Dat deden Paul Cézanne en Rik Wouters ook al. Maar de echte inspiratiebronnen voor Brusselmans moeten we zoeken bij schilders als Braque, Picasso en Léger. Soms lijken er overeenkomsten te zijn met de grafische kunst, en liggen parallellen met de houtgravures van Frans Masereel voor het grijpen. Toch heeft Brusselmans zijn eigen stem en is hij meteen herkenbaar.

Binnen een schilderij durft hij diverse technieken uit te proberen of zie je verschillende handen aan het werk. In Storm (1938) is de zee dik en gestold terwijl het zonlicht heel spaarzaam is opgebracht. In Tuinen (1934), een van de talloos vele landschappen die hij vanuit het raam van zijn atelier in Dilbeek schilderde, heeft hij de wachtgevel van een huis met korte, zware strepen geschilderd (de textuur van zijn monochrome vlakken ‘leeft’ altijd) terwijl hij de akkers op een geometrische, bijna kinderlijk naïeve manier aangeeft. Soms bewerkt hij zijn verf driftig met het paletmes, soms met zijn vingers. Soms liggen er klodders verf op het doek en dan weer brengt hij weinig meer dan contouren aan zoals in Strandzicht met baadsters (1935) of laat hij onderliggende lagen doorschemeren zoals in Schilder en model (1931). Ronduit prachtig zijn de series winter- en andere landschappen en stillevens waarin hij steeds weer de mogelijkheid van de verf en de geste verkent. Kijk, dit is wat verf allemaal vermag, lijkt hij ons te willen zeggen.

Mu.ZEE laat Brusselmans na deze tentoonstelling niet meteen los. In juni verschijnt een Nederlands-Franse catalogus en in het najaar is een expositie gepland over de band tussen hedendaagse kunstenaars en Jean Brusselmans. Walter Swennen en Raoul De Keyser zijn alvast twee hedendaagse Belgische schilders die goed hebben gekeken naar die wonderlijke eenvoud van Brusselmans. En misschien wordt het maar eens tijd voor een biografie over Jean Brusselmans.