Direct naar artikelinhoud

De meester-ontkenner in Mariano Rajoy

'Erg voldaan', zo noemt Mariano Rajoy zich over de steun die de EU voor de banksector in Spanje heeft uitgetrokken. De premier moet de enige Spanjaard zijn die consequent bleef weigeren het woord 'reddingsplan' te gebruiken.

Rajoy had daar zo zijn reden voor: tegen iedere evidentie in had hij tot op het laatste moment volgehouden dat Spanje helemaal geen redding behoefde. Zelfs zaterdag nog, terwijl het akkoord tussen Spanje en de EU beklonken werd, hulde de premier zich liever in stilzwijgen dan toe te geven waar het in werkelijkheid op stond.

Het neemt niet weg dat Rajoy het pakket van honderd miljard euro als een eerste kleine overwinning kan presenteren. Een eerste, want sinds hij eind vorig jaar premier werd en Spanje financieel-economisch van de regen in de drop belandde, maakte de hoop die de burgers in hem gesteld hadden plaats voor bittere ontgoocheling. Twee weken na 's mans aantreden al voelde een meerderheid van de Spanjaarden (onder wie een derde van zijn eigen kiezers) zich bekocht.

Volstrekt anders dan hij tijdens de kiescampagne beloofd had, trok Rajoy de belastingen meteen fors omhoog. Dat moest, zei de premier, omdat het gat dat zijn socialistische voorganger Rodríguez Zapatero in de begroting had geslagen nu eenmaal veel wijder gaapte dan verwacht. Maar het was ook wel typisch Mariano Rajoy om op zijn woord terug te komen.

De premier geldt meer als een pragmaticus dan als een ideoloog en draaide ook in het verleden zijn hand niet om voor een portie bochtenwerk. Zolang hij daarbij maar discreet en saai bleef, Rajoys nogal technocratisch handelsmerk. Want zo handig speelde de politicus het wel: tijdens de campagne zette hij volop in op zijn imago van duffe kantoorklerk om daar een indruk van degelijkheid aan vast te klinken. In het licht van de sociaal-economische malaise had Spanje een sobere volharder nodig, vertelde hij de opinie, en die zag brood in zijn argument.

Had Rajoy overigens niet lang genoeg op zijn heure de gloire moeten wachten? Voor hij, de erfgenaam van José María Aznar binnen de conservatieve Partido Popular (PP), eindelijk premier werd, had hij twee keer in het zand gebeten. Zowel in 2004 als in 2008 verloor hij van de socialisten. De dubbele nederlaag was Rajoy niet alleen duur te staan gekomen binnen zijn eigen formatie, maar zeker ook in Spanjes rechtse pers. Daar was hij lange tijd kop van Jut.

Nochtans: zeker in 2004 had het anders kunnen lopen. Minder dan een week voor de parlementsverkiezingen van maart vonden in Madrid immers de dodelijke aanslagen door Al Qaeda plaats. Maar in plaats van meteen toe te geven dat de steun aan de Brits-Amerikaanse invasie ook Spanje tot een doelwit van moslimterroristen had gemaakt, verkoos de regering-Aznar de schuld eerst in de schoenen van de Baskische separatistische terreurgroep ETA te schuiven. De kiezer slikte het praatje niet, en Rajoy moest wachten tot de huidige crisis voor hij weer een kans kreeg.

In een staaltje van retorische durf zei Rajoy dit weekend dat hij opgelucht was dat Spanje "geen buitenlandse interventie had nodig gehad". Waarna hij het vliegtuig nam naar Polen voor de match Spanje-Italië. "Als deze situatie niet opgelost was, zou ik niet gegaan zijn," verzekerde hij.