Direct naar artikelinhoud

Drummen in de Europese reddingsboot

Met een lening van 100 miljard voor de Spaanse banken hangen nu al vier landen aan het Europees infuus. Ondertussen tikken in Italië en Griekenland nog twee tijdbommen. Marc Peeperkorn

Drie landen hingen al aan het infuus van het Europees noodfonds, nummer vier komt daar deze maand bij. Spanje, dat dit weekeinde aanklopte om een lening, is ook nog eens de vierde economie van de eurozone. Kon de hulp voor Griekenland, Ierland en Portugal nog worden verdrongen als de aanpak van perifere probleem-pjes, het verzoek van Madrid is onmiskenbaar van een andere orde. Voor het eerst dreigt een groot euroland om te vallen.

De Europese Commissie reageerde zaterdagavond opgetogen over de aanvraag van Madrid en de bereidheid van de eurolanden om 100 miljard euro beschikbaar te stellen. De Commissie is ervan overtuigd dat Spanje hiermee gered is. Volgens de Spaanse premier Rajoy is zelfs de euro nu gered.

Er zijn zeker argumenten om de nakende noodlening voor Spanje met enig enthousiasme te verwelkomen. Ten eerste is de beschikbare 100 miljard vermoedelijk fors meer dan waar de Spaanse banksector behoefte aan heeft. Eindelijk reageert Europa eens niet too little, too late op de crisis, maar ruimhartig en op tijd.

Ontbeerde de EU tijdens de eerste Griekse reddingsactie in 2009 een noodfonds - die reddingssloep moest 'in volle zee worden gebouwd' (EU-president Van Rompuy) - voor Spanje lag er een nieuw precisie-instrument klaar: gerichte kapitaalsteun voor de financiële sector, in plaats van een duur en alomvattend reddingsprogramma voor het hele land. Op deze manier kan de sector op gecontroleerde wijze worden opgeschoond.

Positief is ook dat de stappen die de eurolanden afgelopen twee jaar zetten op weg naar gedeeld economisch bestuur - aanscherping budgetdiscipline, bemoeienis met elkaars begrotingen - voorzichtig resultaat opleveren. En de hervormingen gaan onverminderd verder: Van Rompuy is bezig met een blauwdruk voor verdere Europese integratie, inclusief de invoering van euro-obligaties.

Maar dat neemt niet weg dat nu ook Spanje zijn hand moet ophouden bij het noodfonds. De manier waarop minister De Guindos (Economische Zaken) dat zaterdag deed, belooft niet veel goeds. Hij weigerde controle van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over de noodzakelijke banksanering. Pas na harde woorden bond de Spanjaard in.

Onzeker is ook of Spanje met de hulp voor de banken gered is. Het land kampt niet alleen met wrakke banken maar ook met een zwakke economie en een torenhoge werkloosheid. De kans bestaat dat Madrid uiteindelijk voor een volledig hulpprogramma naar het noodfonds terug moet.

Daarnaast tikken er twee potentiële tijdbommen in de eurozone. De eerste heet Griekenland en gaat volgende week zondag af. Die dag kiezen de Grieken een nieuw parlement. Als de peilingen kloppen kan er een partij aan de macht komen die alle bezuinigingsafspraken met de EU en het IMF versnippert. De chaos die dan ontstaat - Griekenland uit de eurozone - zal de euro meesleuren.

De tweede tijdbom is Italië. Het momentum van de technocratische premier Monti lijkt voorbij. Zijn hervormingsbeleid loopt langzaam maar zeker vast. De verkiezingen van 2013 hebben de aloude reflexen (obstructie, corruptie, inertie) weer wakker gekieteld in Rome. Ondertussen is de Italiaanse staatschuld onveranderd onhoudbaar: 123 procent, ruim twee keer de maximale norm voor eurolanden. Wordt Italië, de derde economie van de eurozone, het vijfde land dat om hulp vraagt, dan zijn de grenzen van het noodfonds snel bereikt.

Het wordt dus steeds drukker in en rond de reddingsboot. En de storm is nog lang niet gaan liggen. >> 4