Direct naar artikelinhoud

Lijden gestold in was

AANGRIJPEND. Verwrongen lichamen van was, paardenkadavers, tekeningen: de kunst van Berlinde De Bruyckere vult de zalen van het SMAK met menselijk lijden. Ze smeekt de toeschouwer om erbarmen. De overgrote meerderheid van de werken was niet eerder te zien in ons land.

Het vertrekpunt van de overzichtsexpositie van Berlinde De Bruyckere is Kreupelhout. Die wassen sculptuur was eerder te zien in het Belgische paviljoen tijdens de voorbije Biënnale van Venetië. Ze stelt een oude, ontwortelde iep voor, die de hele zaal vult. Zijn doorbloede takken zijn rond de knoesten en onder de oksels omzwachteld met windsels en dekens.

In het SMAK krijgt het werk meer daglicht dan in Venetië. Maar de parketvloer, die in antraciet is gebeitst, tempert dat licht weer. Er hangt een rouwige atmosfeer in de museumzalen, die spaarzaam gevuld zijn met een honderdtal werken van de laatste vijftien jaar. Je krijgt het gevoel door een mausoleum voor de nietigen der aarde te wandelen.

Vitrinekasten bevatten bleke, dooraderde lichamen die geveld lijken te zijn. In de antropomorfe beelden van de Gentse slagersdochter ontbreekt het hoofd en het gezicht meestal. Onze tastende blik blijft haperen bij ontroerende, anatomische details, zoals de positie van de voeten van een op zijn zij liggende man of de wervels van een gekromde, magere rug.

Gruweldaden

Die aangrijpende, sensuele details roepen betrokkenheid op en doen associaties ontstaan met beelden van slachtoffers van actuele gruweldaden. Tegelijk is de christelijke iconografie omtrent de lijdende Christus nooit ver weg. Bij de werken Schmerzenmann I en II, die verderop staan opgesteld, is de verwantschap met de zestiende-eeuwse Duitse schilder Lucas Cranach de Oude onontkoombaar. Maar in deze beklemmende beelden en tekeningen van gefragmenteerde lijven rond een paal weerklinken ook echo's van actuele kruisigingen, opknopingen en spietsingen.

Dat is de grote kracht van De Bruyckere: ze verwijst zowel naar de christelijke kunsttraditie als naar actuele uitwassen van haat en onverdraagzaamheid.

De kunstenares put veelvuldig uit de nooit opdrogende poel van lijden in dit aardse tranendal, zo blijkt ook uit haar eerste monografie, die ter gelegenheid van de expositie verschijnt bij het Mercartorfonds. Uitvouwbare bladen in het boek bieden een inkijk in haar bronnen. Behalve afbeeldingen van piëta's zien we foto's van opknopingen, vluchtelingen die proberen te overleven, de ravage van aanslagen.

De Bruyckere sublimeert die ellende in haar kunst door te focussen op de tactiele anatomie van het anonieme, lijdende slachtoffer. Geduldig kneedt en kleurt ze met haar medewerkers de zachte was tot sculpturen die woordeloze troost bieden. Of ze maakt afgietsels van paardenkadavers, die ze overtrekt met de aaibare, glanzende paardenhuid. Met de beelden van paardenkadavers brak ze internationaal door.

Takken en bomen in was vormen een andere rode draad, die uitmondde in de installatie Kreupelhout. Bomen kregen al in de jaren negentig een plaats in het artistieke universum van De Bruyckere. In een installatie in het Oost-Vlaamse Vlassenbroek liet ze een populier zelfs wenen. Het vermogen om te lijden, te treuren en te troosten is voor de kunstenares duidelijk geen exclusief menselijke eigenschap.

Griekse sater

Een minder bekende inspiratiebron zijn de expressieve lijven van dansers. De Bruyckere volgt al jaren de producties van haar stadsgenoot Alain Platel en zijn compagnie Les Ballets C de la B en vertaalt houdingen van dansers in haar wassen sculpturen. Vooral met de Portugese danser Romeu Runa heeft ze een bijzondere band. Runa staat geregeld model in haar atelier, zoals blijkt uit de reeks tekeningen met de titel Romeu my deer.

Daarin poseert de danser met de wassen geweien die elders in de tentoonstelling zijn opgehangen aan vleeshaken. Romeu wordt in de tekeningen afgebeeld met een opgerichte penis, als een soort sater uit de Griekse mythologie.