Direct naar artikelinhoud

Aantal diersoorten neemt níet af

Het aantal planten- en diersoorten is de voorbije decennia niet afgenomen, anders dan vaak gedacht. Wel verandert de samenstelling van soorten binnen ecosystemen steeds sneller.

Dat stellen wetenschappers in het tijdschrift Science. Volgens de onderzoekers ontstaan steeds meer nieuwe ecologische gemeenschappen van soorten. Natuurbeschermers moeten zich daarom niet alleen richten op het uitsterven van soorten, maar ook op veranderingen in soortenrijkdom.

Het gaat door de bank genomen slecht met de biodiversiteit. Steeds meer soorten sterven uit door menselijk toedoen, door de verwoesting van leefgebieden, milieuvervuiling, stroperij, de opmars van 'invasieve soorten' en klimaatverandering. Weinig is echter bekend over hoe veranderingen op plaatselijk en regionaal niveau zich verhouden tot wereldwijde trends.

Exoten

De Britse ecoloog Maria Dornelas (University of St. Andrews) analyseerde met Amerikaanse en Japanse collega's massa's data om te zien hoe de soortenrijkdom in ecosystemen in de laatste 40 tot 150 jaar is veranderd. Ze bekeken zes miljoen gegevens over het voorkomen van ruim 35.000 soorten planten en dieren, op het land, in rivieren en meren en in zee.

Opvallend genoeg lijkt het aantal soorten in ecosystemen (de zogeheten alfa-diversiteit) ondanks schommelingen niet systematisch af te nemen. De samenstelling van soorten binnen ecosystemen (bèta-diversiteit) verandert in de loop der tijd wel steeds sneller. De vervangingsratio over tien jaar is gemiddeld 10 procent: een op de tien soorten verdwijnt of komt erbij.

De verklaring is volgens de auteurs dat het verdwijnen van planten- en diersoorten in een leefgebied vaak wordt gecompenseerd door de komst van nieuwe soorten. Soms zijn dat binnendringende exoten, die dankzij de mens overal in opmars zijn, maar vaak ook 'klimaatvluchtelingen', soorten die vanwege de opwarming op zoek gaan naar nieuwe habitats.

Ecosystemen maken dus eerder een vervanging van dan een systematisch verlies aan soorten door. Omdat het vaak heel andere soorten betreft ontstaan er nieuwe ecosystemen. Zo kan een divers koraalrif vervangen worden door een minder rijk rif met minder koralen en meer algen en sponzen.

Een belangwekkende studie, zegt Koos Biesmeijer, wetenschappelijk directeur bij Naturalis Biodiversity Center in Leiden, hoogleraar functionele biodiversiteit in Amsterdam en zelf niet betrokken bij het onderzoek. Hij tekent wel aan dat het bij biodiversiteit behalve om aantallen en samenstelling van soorten ook om de functies van soorten in ecosystemen gaat, zoals bestuiving.

Als een stel hooggespecialiseerde bijen en hommels verdwijnt en evenveel algemene insecten nemen hun plaats in, heb je netto een verlies aan functies en dus biodiversiteit, aldus Biesmeijer. "Wij hebben overigens zelf bij onderzoek aan planten en bestuivers ook gezien dat het aantal soorten soms op peil blijft maar de samenstelling van ecosystemen steeds gelijkvormiger wordt."

Snippers bos

Eerder deze week meldde een Amerikaanse groep in Nature dat ook een ander ecologisch dogma nuance behoeft. Natuurbeschermers en ook het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, vergelijken de snippers bos die na ontbossing in landbouwgebieden overblijven vaak met geïsoleerde eilanden, en veronderstellen op basis van de theorie van eilandbiogeografie daarom dat de soortenrijkdom daar moet afnemen. Dat klopt niet, wijst vergelijking van vleermuispopulaties op echte eilandjes in Panama en in naburige bosrestanten in Costa Rica uit. Hoewel ontbost gebied minder soorten telt dan intact bos, kunnen sommige vleermuizen zich er nog steeds handhaven.