Direct naar artikelinhoud

Foute kinderen

In de Bleekweide in Gent begeleidt Anna Van der Cruyssen jonge mensen. Dit meisje tekent twee groepen kindjes. Degenen die alles goed kunnen en degenen die proberen. 'Ken je dat groepje, waar niemand bij wil horen?'

"Mijn juf is ontploft." Ze schreeuwt het bijna uit. Terwijl ze mijn ruimte binnenstapt, kijk ik haar vol verbazing aan. Ongeloof, dat is hoe zij mijn blik probeert te vertalen. "Het is echt waar Anna, ik neem je niet in de maling of zo", en ze blaast haar wangen vol met lucht. Even ben ik in paniek. Wat als ze geen adem meer krijgt, dat vraag ik me af? En net als ik haar een halt wil toeroepen maakt ze een luide knal met haar stem: "Boem". Na de explosie valt ze giechelend op de grond. Haar beide benen strekt ze, als meneer Kaktus, uit in de lucht.

Nog steeds kijk ik vol verbazing naar dit expressieve meisje. Naar een wervelwind die bijna ordelijk tekeergaat in de chaos. Ook naar een stem die nooit lijkt te stoppen, twee rode laarsjes bungelend aan veel te kleine voeten en strakke vlechten in het haar. Net zoals Pippi Langkous, dat is haar idool, daar heeft ze het altijd over.

"Wat was er aan de hand?", vraag ik aan haar. Ze huppelt van haar ene been op het andere, het lijkt moeilijk voor haar om stil te blijven zitten. Nu begrijp ik waarom haar mama haar al lachend een wiebeltrien noemt. Even haalt ze haar schouders op.

"Pfff niet zoveel eigenlijk, plots was die ontploffing daar." Het gebeurt wel eens dat haar juf begint te roepen, maar dit, neen zo had ze haar juf nog nooit tekeer zien gaan.

"Wacht ik zal het voor je tekenen", en voor ik het weet is ze druk met blad en stift in de weer. Algauw zie ik haar juf op het blad verschijnen, die staat in een hoekje, voorlopig nog helemaal alleen. "Mag ik het rood?" Gretig kleurt ze het gezicht helemaal in. Dit is voor haar het leukste moment, dat merk je zo.

"En nu", zegt ze meer tegen zichzelf, "nu komen de kindjes." Twee groepen verschijnen boven het hoofd van haar juf. Even ben ik in de war, moeten de kinderen niet naast hun juf gaan staan? De kinderen van het eerste groepje hebben allemaal blije gezichtjes. De anderen hebben tranen, veel tranen, wel duizend wolken vol. Ze wijst naar de kinderen met een glimlach om hun mond. "Deze werken samen, dat zijn diegenen die alles heel, heel goed kunnen." "En die anderen", vraag ik haar, "wie zijn zij?" "Dat zijn de kinderen die proberen. "Proberen?" Foute kindjes worden ze wel eens genoemd. Dat zijn de kinderen, volgens haar, die niet zo goed kunnen leren. Of ik dat groepje ken, dat groepje waar niemand bij wil horen? "Deze kinderen voelen zich dom." In grote krulletters schrijft ze deze pijnlijke woorden op. En al doet ze nog zo haar best om mooi te schrijven, ook zij lijkt voor de slimme kinderen niet in aanmerking te komen. "Wat die tranen met hun harten doen?" Die weigeren om stil te blijven zitten uit angst om te verdrinken.

"Ik begrijp dat niet goed, die twee groepjes", zeg ik.

"Precies!" Eindelijk komt er ontspanning en ze wijst met haar vinger in de lucht. Want deze woorden zei ze dus ook al aan haar juf. Dat ze geen dom kindje meer wilde zijn en dat ze genoeg heeft van die foute groep. En dat die stempels met kikkers of konijnen voor haar naar ergens heel ver mogen verdwijnen. Dat je dat aan niemand toewenst, je alleen voelen op school. Dat ze ook niet meer met mama of papa durft te praten, want dat ook kinderen teleurstellende blikken kunnen haten. "Kunnen we niet allemaal samenwerken?" Die vraag stelde ze aan haar juf. "Of misschien kunnen we wel uw boek eens lenen en dan... Ja dan worden alle kinderen slim." Dat had ze allemaal aan haar juf gezegd. "En toen, wat gebeurde er toen?" Ze kijkt me aan en bedekt haar ogen met haar handen. "Boem."

Dat woord 'samen', ik hoor het de laatste tijd vaak. Meer en meer mensen lijken er naar te zoeken. Op zoek naar een verbinding die alles draagbaar maakt. Het lijkt in een individualistische maatschappij belangrijker dan ooit. Op weg naar of weg van een hokjesmentaliteit. Durven we met z'n allen te kijken naar de gelijkenissen of kijken we meer naar het verschil? En wat als dat verschil nu net het verschil uitmaakt? En wat als 'samen' een uithangbord wordt voor wij tegen de rest? 'Samen', ik hoor het graag dat woord. Zolang het maar een fundament vormt en geen wapen.

Sinds vorige week ligt het boek Ik wil niet meer. Waarom we met elkaar moeten praten van Anna Van der Cruyssen in de winkel. De Bezige Bij, 19,95 euro.