Direct naar artikelinhoud

Volledig in de ban van de anarchie

Boon, Van Gogh en punkmuziek, dat was mijn leven plots zag ik in dat de mensheid strontslecht is

"Op mijn achttiende had ik een brommer. Dat herinner ik me nog goed, op een avond ben ik er eens serieus mee gevallen. Toen ik wakker werd, lag ik op de grond en dacht ik dat alle auto's die passeerden expres in mijn ogen aan het schijnen waren. Bleek dat de koplamp van mijn brommer op mijn hoofd gericht stond. En ik maar met mijn vuisten zwaaien. Gelukkig was ik strontzat, en voelde ik de pijn niet. Ik kwam toen net van de Decascoop trouwens, waar ik af en toe wat bijsprong. Die avond was Siske de Rat, de film met Willeke van Ammelrooy, net in première gegaan en moesten er een hoop flessen champagne gekraakt worden. En daar dan nog eens wat whisky bovenop, ge kunt peinzen.

"Ik was achttien in '81, het jaar waarin de toekomst volledig dood was. No future, dat was toen de mentaliteit. Het was de periode van Martens, Reagan, Thatcher en een zware economische crisis vol frustratie. Net dat jaar werd de minimumleeftijd om te mogen stemmen verlaagd van 21 naar 18, en mocht ik dus de eerste keer naar het stemhokje. Net als mijn oudere broer en mijn moeder heb ik toen op de KP gestemd, de toenmalige communistische partij rond Louis Van Geyt.

"Mijn vader heeft nooit verteld wie zijn politieke voorkeur kreeg, maar bij ons thuis werd wel dikwijls over politiek gepraat. Mijn ouders stonden er ook op dat we elke dag de krant lazen en naar het nieuws keken. Ik kom uit een arbeidersfamilie, en mijn ouders beseften maar al te goed dat kennis macht is. We woonden in Beervelde, een dorp tien kilometer buiten Gent. Mijn vader was mecanicien bij de trammaatschappij in Gent en hamerde er bij zijn vier zoons graag op dat ze hard moesten studeren om later een mooi diploma te halen. Maar rond mijn zestiende hoorde ik voor het eerst 'Anarchy in the UK' van de Sex Pistols, en raakte ik volledig in de ban van de anarchie. Voordien zaten alle hippies almaar te leuteren over hoe ze de wereld hadden gered, maar veel meer dan wat neuken in de zon en slechte muziek maken deden die volgens mij toch niet. En plots kwam daar een nest lelijkaards uit Londen de anarchie verkondigen! Maar zodra het te depressief werd, moest ik er niets meer van weten. Ik was jong. 'Drink een paar pilsjes en je zult er wel doorkomen', dacht ik.

"Tot mijn achttiende klampte ik me vast aan bepaalde ethische normen, maar plots had ik door dat 99 procent van de mensen er alleen maar op uit is om een ander zijn lief af te pakken of om te zuipen op andermans kosten. Ik was tot dan toe vrij naïef en geloofde heel sterk in het goede, maar plots zag ik in dat de mensheid eigenlijk gewoon strontslecht is. Dat was een grote ontgoocheling. Misantropie is ook een beetje een familietrek, denk ik. Ik herken het toch bij mijn ma en bij mijn oudste broer. De mens is in staat om heel schone dingen te maken, maar er bestaat geen enkel systeem om de mensheid goed te maken. Daar was ik op mijn achttiende van overtuigd. Soit, ik liep toen dus rond in een vest met een badge met 'fascist cops' erop, en kreeg op straat of op café in Wetteren geregeld een pakje slaag door van swastika's voorziene etterbakken. Ik ging toen ook dikwijls naar Den Amber in Gent, waar punkers uit Leuven of Eindhoven naar optredens kwamen kijken. Achteraf bekeken liepen daar toch vooral veel dieven en charlatans rond. Allemaal met dezelfde hanenkam, allemaal in hetzelfde uniform: precies een jeugdbeweging.

"Voor een of ander feest heb ik samen met Steven Janssens, die nu bij Daan speelt, eens een eenmalig groepje opgericht. The Royal Dung Orchestra, Het Koninklijk Mest Orkest. Ik kon totaal niet zingen, maar het was wel een vree wijs optreden. Dat was toen de spirit: als je iets wilt doen, doe het dan zelf. Of het nu ergens op lijkt of niet, zolang je maar iets doet is het al lang goed. Ik was zeker geen agressieve punker, maar wilde me wel laten gelden. Mijn broer en ik liepen bijvoorbeeld vaak mee in de antifascistische betogingen tegen VMO en Voorpost, de voorlopers van het Vlaams Blok. Dikwijls zwaar in elkaar geklopt (lacht).

"Toen ik achttien was, had ik helemaal geen idee van kunst. Ik had HetLam Gods wel al eens gezien, maar daar hield het ook op. Geschiedenis boeide mij wel enorm, en ik las constant in een encyclopedie die ik van mijn ouders had gekregen. Maar verder dan de Vlaamse Primitieven was ik op mijn achttiende nog niet geraakt. Tot mijn broer mij op een dag een aflevering van het jeugdtijdschrift Taptoegaf, met op de cover een kleurentekening van De zaaier door ene Van Gogh. Een paarse boom, op een geel-groene achtergrond: ik wist niet wat ik zag. Van Gogh kan als een van de weinige schilders koude kleuren warm maken, zo schoon. Jaren aan een stuk heb ik Van Gogh zitten kopiëren. Op een stuk karton, met zes potjes plakkaatverf (lacht). Ik ging ook vaak naar de bibliotheek of naar De Slegte om boeken over Van Gogh op te zoeken, en om zijn brieven te lezen. Dag en nacht was ik met die man bezig. En met Louis Paul Boon ook, de kleine beuzak. Boon, Van Gogh en punkmuziek: dat was mijn leven. En toen ik even later de dadabeweging ontdekte, kwamen plots twee werelden samen.

"Op de academie hebben ze nog geprobeerd om het uit mijn hoofd te praten, maar ik vind Van Gogh nog steeds een zeer groot schilder. Hij kon met zichzelf niet zo goed overweg, had syfilis tot in de derde graad, dronk de hele dag absint en werd constant verliefd op de lelijkste wijven, maar het was wel een zeer intelligente vent én hij is de vader van de hedendaagse kunst. Het is dus ook dankzij Van Gogh dat ik zelf ben gaan schilderen.

"Mijn enige drijfveer om te gaan tekenen, en later dus ook schilderen, was om het geheim van een goed schilderij te ontdekken. Ik las zeer veel over kunst en over kunstgeschiedenis en wou zelf ontdekken wat kunst nu precies was. Voor je het weet, ben je dan zelf ook kunst aan het maken. Op mijn zestiende wisten ze bij het PMS niet goed wat ze met mij moesten aanvangen. 'Jongen, er bestaat in Gent ook zoiets als de kunsthumaniora', vertelden ze daar. Ik had daar nog nooit van gehoord (lacht). Maar toen ze zeiden dat ik op die school de hele tijd zou mogen tekenen en schilderen, heb ik mijn velo gepakt en ben ik direct naar Gent gereden om mij in te schrijven. Mijn pa had het daar in het begin wat moeilijk mee, maar uiteindelijk zagen mijn ouders ook snel in dat het voor mij de beste oplossing was.

"Op het atheneum van Wetteren was ik langzaamaan hersendood aan het worden, ik was traagjes aan het wegkwijnen. Maar op mijn achttiende kwam ik opnieuw tot leven. Ik heb maar twee jaar op de kunsthumaniora gezeten, maar dat waren wel de mooiste jaren van mijn leven. Kunstonderwijs werd toen nog vaak bekeken als een vuilbak vol losers, maar ik heb daar zeer zelfstandig leren werken. Zonder het zelf te beseffen ben ik er helemaal opengebloeid. Ik kreeg les van mensen als Stefan Hertmans en Eric De Volder, die ons deden inzien dat je ook zelf boeken kon schrijven of films maken. De kansen die ik toen heb gekregen, hebben de basis gelegd voor de rest van mijn leven.

"Ik begon eindelijk in mezelf te geloven. Wat er ook gebeurde, ik zou wel op mijn poten terechtkomen. Ervoor was ik ervan overtuigd dat ik ergens op een donker bureau met een typemachine zou wegkwijnen. Tot ik in Gent kwam, wat toen een zeer boeiende stad was. Overal gebeurde er wel iets. Op café, op school, op straat: overal hing enorm veel energie. Saai was het nooit, en ik slorpte al die ervaringen op als een spons.

"Ik had nooit verwacht om met kunst ooit mijn geld te verdienen. Voltijds kunstenaar worden, ik had geen flauw benul hoe dat zou moeten. Er was toch geen toekomst, dus waarom zou ik er mijn hoofd over pijnigen? Gewoon wat tekenen en schilderen was voor mij al voldoende. Ik wist wel dat er een museum van hedendaagse kunst bestond, maar dat leek mij totaal onbereikbaar. Na mijn afstuderen ben ik zelfs nog een jaar bij Volvo Cars gaan werken. Waarom? Ik moest toch ergens mijn geld mee verdienen? Ik kon toch maar moeilijk mijn oor afsnijden en gaan klagen wat voor een arme artiest ik was? Meer dan een jaar heb ik het in de fabriek niet volgehouden. Als ik na dat jaar niet was gestopt, mocht ik het schilderen allicht voorgoed vergeten. Het begon toen ook stilaan duidelijk te worden dat ik met schilderen mijn boterham kon verdienen. Wim Delvoye, toen nog piepjong, heeft daar een grote rol in gespeeld. 'Fuck it, it do it my way', zei die, 'en als ik het vliegtuig naar New York moet pakken om mijn werk te verkopen, dan pak ik het vliegtuig naar New York'. Er kwam ook steeds meer internationale interesse voor mijn werk, dus op den duur kon ik op mijn eigen benen staan.

"Intussen had ik ook mijn vrouw ontmoet. 'Gij zijt de mijne, voor altijd', zei ze de derde keer dat we elkaar zagen. 'Oké dan', heb ik haar geantwoord. 'Maar ik schilder, dus je zult er wel mee moeten leven dat je altijd op de tweede plaats zult komen.' En kijk, zesentwintig jaar later zijn we nog altijd samen. Voor haar had ik af en toe eens een lief gehad, maar eigenlijk nog nooit een vaste relatie. Daar was ik veel te lui voor. Met je lief op café gaan, dat leek mij nu ook niet het beste vooruitzicht. Het idee alleen al. Ik heb in mijn leven nog nooit een vrouw versierd, ik zou niet weten hoe ik eraan moet beginnen.

"Op sommige vlakken ben ik nog altijd achttien jaar. Ik kan het bijvoorbeeld nog altijd niet laten om te provoceren, en om tegen al die doodserieuze mensen in de kunstwereld te zeggen dat ze het allemaal niet zo serieus mogen nemen. Onlangs was ik in München uitgenodigd voor de opening van een nieuwe galerij met werk van Marcel Duchamp. Ik kon het niet laten om de kleinzoon van Duchamp te vragen of hij echt azijn pist of er alleen maar zo uitzag. Een pispot als kunstwerk, kom, laat me niet lachen. Kunst heeft natuurlijk zijn belang, maar het moet geen religie worden. Maar als ik mijn geloof in de mensheid nog maar eens ben verloren, ga ik wel even naar het Lam Gods kijken. Of leg ik Live at San Quentin van Johnny Cash nog eens op."

Jan Van Imschoot

• Geboren in Gent, in 1963

• Groeide op in Beervelde, behaalde zijn diploma kunstonderwijs in Gent

• Verwierf bekendheid als schilder van wrange en vaak morbide portretten

• Werkte samen met kunstgaleries in Amsterdam, New York en Berlijn

• Maakte eind jaren negentig samen met Luc Tuymans en Bert De Beul opgang

• Verwijst regelmatig naar de katholieke godsdienst en haar historische fascinatie voor bloed, lijden en martelaren