Direct naar artikelinhoud

Zet u schrap voor de olieschok

Door de revolutie in Libië zoeft de olieprijs naar een alarmpeil dat de economische heropleving bedreigt. Dat kan leiden tot het slechtste van twee werelden: een stagnerende economie gecombineerd met een torenhoge inflatie. Sinds de jaren zeventig hebben economen daar een eigen horrorwoord voor: stagflatie.

Is het puur toeval of zit er een griezelig wiskundig patroon in de conjunctuurgolven? Het is in elk geval frappant dat de wereldeconomie om de acht jaar getroffen wordt door een olieschok, die gevolgd wordt door een economische crisis.

De Jom Kippoeroorlog van 1973, een conflict tussen Israël met Egypte en Syrië, leidde tot een verviervoudiging van de olieprijzen. Om het Westen te straffen voor de steun aan Israël, draaide koning Feisal van Saoedi-Arabië de oliekraan dicht.

De bevolking in het Westen, verwend door de golden sixties, eiste hogere lonen ter compensatie van de stijgende olieprijzen. Daardoor kwam een vernietigende loon-prijsspiraal op gang. De Europese economieën verzeilden enkele jaren in een zware recessie met hoge werkloosheid en inflatiecijfers boven 10 procent, een rotcombinatie die ‘stagflatie’ wordt genoemd.

Dat scenario herhaalde zich eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Die tweede olieschok had te maken met een dramatische inkrimping van het Iraanse olieaanbod, een gevolg van de Islamitische Revolutie in dat land. De overige leden van oliekartel OPEC weigerden de inkrimping te compenseren, waardoor de prijzen opnieuw omhoogschoten. ’s Werelds grootste economie, de VS, kreeg te kampen met de gevreesde double dip, twee snel opeenvolgende crisissen, in 1980 en 1982.

In 1990 was het weer prijs, toen het Irak van Hoessein buurland Koeweit binnenviel. De VS en de meeste andere ontwikkelde landen verzeilden in een korte recessie, die duurde tot het voorjaar van 1991.

Noodlot

Weer acht jaar later vond een mini-olieschok plaats. Tussen februari 1999 en oktober 2000 verdrievoudigde de olieprijs. Dat was het gevolg van spanningen in het Midden-Oosten, aangewakkerd door grote onrust in de Palestijnse gebieden. Toeval of niet, maar kort daarop barstte de internetzeepbel op de beurzen.

“De olieprijzen speelden ook bij de recente mondiale recessie een rol”, stipt de bekende New Yorkse economieprofessor Nouriel Roubini aan in zijn jongste studie. “Die komt niet alleen op naam van de ondergang van Lehman, maar ook van het verdubbelen van de olieprijs in twaalf maanden tijd.”

In de zomer van 2008 bereikte de olieprijs zijn hoogste peil ooit, meer dan 146 dollar per vat. Speculanten speelden toen gretig in op de explosief gestegen vraag uit de opkomende economieën, met China op kop, om de prijzen van grondstoffen, waaronder olie, de hoogte in te jagen. Enkele maanden later sloeg het noodlot opnieuw toe. Het financiële stelsel zakte compleet door het ijs, nadat de belangrijke Wall Streetbank Lehman Brothers failliet was gegaan.

Het kan geen toeval meer zijn dat een crisis steevast voorafgegaan wordt door een olieschok, besluit Roubini, net zomin het toeval kan zijn dat geopolitieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten zo vaak aan de basis liggen van een olieschok. De woelige regio blijft bepalend voor de wereldwijde energieprijzen. “De regio is goed voor twee derde van de oliereserves en nog eens de helft van de gasreserves”, rekent Roubini, zelf van Joods-Iraanse afkomst, voor.

Wat moeten we denken van de situatie vandaag? De naakte cijfers jagen de grote verbruikers van olie alvast de stuipen op het lijf. De olieprijs is ruim verdrievoudigd sinds het dieptepunt van december 2008, tot ruim 110 dollar per vat. In amper een maand kwam er 15 dollar bij, in een directe reactie op de onrust in Tunesië, Egypte en Libië. In dit tempo wordt het historische prijsrecord al in april gebroken.

Toch is er volgens de meeste specialisten geen reden tot paniek. De klim van de voorbije maand heeft niet te maken met een fundamentele daling van het wereldwijde olieaanbod, klinkt het, maar met tijdelijke storingen in de Libische olie-export.

“We denken dat de recente piek eerder een issue is op korte termijn. De OPEC heeft duidelijk voldoende reservecapaciteit om de ontbrekende bevoorrading vanuit Libië op te vangen”, sussen ook de grondstofspecialisten van KBC.

’s Werelds grootste olieland Saoedi-Arabië maakte bekend zijn olieproductie op te schroeven van 8,3 miljoen naar 9 miljoen vaten per dag. Dat moet voldoende zijn om het Libische tekort te compenseren. De aankondiging kon de olieprijs wat kalmeren.

Zal de oliecrisis dan koelen zonder blazen? Daar durft niemand veel geld op in te zetten. Hoewel de kans op een verdere prijsescalatie beperkt lijkt, houden alle specialisten er rekening mee als worstcasescenario. De olieprijs kan op hol slaan als de Arabische revolutie verder uitbreidt naar belangrijke olieproducerende landen.

Het beurshuis Nomura Securities steekt het verst zijn nek uit door een olieprijs van 220 dollar per vat te voorspellen, mocht ook de olieproductie in Algerije in het gedrang komen. Dat is voor de meeste experts overdreven. Waar er wel consensus over is: als de bevoorrading van nummer één Saoedi-Arabië in het gedrang komt, is het hek van de dam.

“Het is moeilijk om op de verdere politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten te anticiperen. De impact van mogelijke onrust in Saoedi-Arabië zou veel erger zijn dan wat we nu meemaken, aangezien meer dan 10 procent van ’s werelds ruwe olie daar vandaan komt. De uitkomst daarvan is veel moeilijker te voorspellen”, klinkt het in de marktenzaal van KBC.

Roubini kijkt zelfs verder dan het Midden-Oosten: “Het is nog onduidelijk in hoeverre de onrust zich zal verspreiden. Kan een grote olieproducent als Venezuela ook worden geraakt door een revolutie zoals in Noord-Afrika?”

Specialisten zijn het er ook over eens dat de wereldeconomie een aanhoudend hoge olieprijs moeilijk kan verdragen. Een herhaling van de olieschok van 1979 zou volgens berekeningen neerkomen op een jaargemiddelde van 150 dollar per vat. Volgens de economen van Deutsche Bank ligt de pijngrens zelfs al op 120 dollar per vat. Als de olieprijs op dat niveau blijft hangen, komt de groei van de wereldeconomie onder druk te staan, zo blijkt uit hun wiskundige modellen. Saoedi-Arabië mikt op een olieprijs tussen 70 à 90 dollar. Dat zou redelijke inkomsten garanderen voor de olielanden en tezelfdertijd betaalbaar zijn voor de rest van de wereld, zeggen de Saoedi’s.

In de jaren zeventig lagen plotse aanbodbeperkingen aan de basis van de olieschokken. Vandaag hebben we te maken met een dubbele oorzaak. De vraag vanuit de opkomende economieën blijft toenemen, terwijl het aanbod hapert en er twijfels zijn over de oliereserves op lange termijn.

Het Internationaal Muntfonds (IMF) is vooral bekommerd over de opkomende economieën die veel energie verslinden en sterk afhankelijk zijn van voedings- en grondstoffen uit het buitenland. Zulke landen, waaronder India, hebben al te kampen met hoge voedingsprijzen en dreigen daar nu een peperdure brandstoffactuur bovenop te krijgen. In die landen zijn brandstof en voeding goed voor twee derde van het gezinsverbruik.

De westerse economieën zijn op papier beter bestand tegen een olieschok dan in de jaren zeventig, omdat de energie-efficiëntie erop vooruit is gegaan en de afhankelijkheid van olie is gedaald. “Maar als de olieprijzen verder stijgen, zullen ook de ontwikkelde economieën scherp achteruitgaan. Sommigen kunnen zelf naar een double-diprecessie gaan. Je ziet dat de stagflationaire druk al toeneemt in het VK (waar de inflatie boven 4 procent uitkomt, EV). In de donkerste scenario’s gaat een deel van de wereldeconomie in stagflatie”, waarschuwt Roubini.

De kans op een loon-prijsspiraal in het Westen, zoals in de jaren zeventig, acht het IMF niet zo groot. De instelling wijst erop dat bij de recentste olieschokken de Europese lonen niet mee gestegen zijn met de olieprijzen. De hoge werkloosheid, 10 procent in de eurozone, heeft een dempend effect op de lonen. Een heel leger werklozen is bereid om tegen een beperkt loon aan de slag te gaan.

Jean-Claude Trichet, voorzitter van de Europese Centrale Bank, krabt zich in de haren. De inflatieopstoot brengt de ECB in een moeilijk parket. Volgende donderdag moet zij aangeven in welke richting het rentebeleid zal gaan. De ECB kan de rente verhogen om de geldschepping in de eurozone in te dammen en zo de inflatie in te perken. Maar een renteverhoging maakt lenen duurder en kan dus als kwalijk neveneffect hebben dat consumenten en bedrijven minder spenderen.

Trichet, die aan zijn laatste maanden bezig is als voorzitter, is er als de dood voor dat hij de economische groei beknot. Ook de andere centrale banken in de wereld moeten uitmaken hoe hard ze op de rem willen staan om de prijzenopstoot tegen te gaan. “We kunnen niets doen tegen de plotse stijging van de olie- en grondstoffenprijzen. Maar we moeten wel te allen prijze de zogenaamde secundaire effecten vermijden, dus dat de andere prijzen, de lonen inbegrepen, zich ook in beweging zetten”, verklaarde Trichet vorige zondag op de Franse radio.

Zowel bedrijfsleiders als grote beleggers halen uit voorzorg alvast hun crisisscenario’s weer boven. “De politieke instabiliteit in het Midden-Oosten en de invloed daarvan op de brandstofprijzen houden we scherp in de gaten”, verklaarde luchtvaartbaas Willie Walsh, topman van British Airways en Iberia.

“Egypte en Tunesië vormen katalysatoren voor bredere veranderingen die van steeds groter belang zijn voor het systeem”, stelt de Egyptische topman Mohamed el-Erian van beleggingsgigant Pimco. “De beleggers moeten zich voorbereiden op een olieschok, zo eenvoudig is het.”