Direct naar artikelinhoud

Het jaar van de Arabische jeugd

l Onze blindheid voor de nauwe economische banden tussen de kapitalistische wereld en Arabische autocraten, en de westerse obsessie met de islam sinds 9/11, weerhouden ons ervan om de huidige gebeurtenissen beter te kaderen.

In Ajniha al-Farasha (De vleugels van de vlinder) beschrijft de Egyptische romancier Mohammed Salmawy hoe de verandering in zijn land gedragen wordt door een nieuwe, niet-conventionele macht. Niet de politieke partijen, het leger of islamistische groepen spelen de hoofdrol, maar een volk verenigd in een eis voor politieke verandering. Cy- berjongeren liggen aan de basis van een beweging die de autoritaire machtsstructuren niet meer aanvaardt. In een vertrouwde reflex roepen de machthebbers dat het een samenzwering van de oppositie tegen de natie is en zetten ze een arrestatiegolf in gang. Het gevolg is dat de echte oppositie alle vrijheid krijgt om zich te versterken. Snel voegen arbeiders, ambtenaren en grote delen van de middenklasse zich bij het verzet. De situatie verslechtert, het leger wordt gevraagd om de opstand neer te slaan maar weigert, de politie trekt zich terug… Het einde laat zich raden. Alleen nog dit: Salmawy publiceerde zijn roman in november 2010...

Het revolutionaire elan

Er zijn al enkele belangrijke lessen te trekken uit de recente gebeurtenissen. Ook al wordt de revolte gedragen door brede lagen van de bevolkingen, toch spelen voornamelijk de jonge mannen en vrouwen en arbeiders een centrale rol. Hun opstand verenigt politieke aspiraties naar vrijheid met economische verlangens voor meer gelijkheid. Als verklaring voor de opstanden wordt vaak de corruptie van de dictators en hun entourage gebruikt. Dit verhaal verdoezelt meer dan het verklaart. De verrijking van een kleine elite, onlosmakelijk verbonden met de belangen van westerse bedrijven en staten (wapenhandel) en de gelijktijdige verarming van de midden- en lagere klassen is niet zozeer het gevolg van ‘foute’ individuen die het ‘geld stalen’ van de mensen maar een logisch gevolg van de neoliberale uitbuiting. Ben Ali, Moebarak en Kadhafi bedienden en verrijkten zichzelf op de rug van hun bevolking maar zij zijn daarmee niet meer dan de verpersoonlijking van een specifieke klassenpolitiek die de Arabische landen op een ongelijke manier integreert in het wereldkapitalisme, en die de regerende coalities in stand houdt.

De economische situatie die tot het protest in de Ara- bische wereld leidde, is dus een normaal gevolg van neoliberale kapitalistische accumulatie. In bijna alle landen van de regio zijn de heersende klassen erin ge- slaagd de baten van de economische verandering naar zich toe te trekken, terwijl met subsidiëring van de ba- sisproducten de loyaliteit van de bevolking werd afgekocht. Het repressieve karakter van de staten zorgde ervoor dat het politieke, sociale en economische ongenoegen in de kiem werd gesmoord. Dit verklaart ook waarom sociaal protest zich automatisch ook altijd moet keren tegen het autoritaire karakter van de staat.

De Arabische opstanden en revoluties hebben eveneens een globale dimensie. De VS-dominantie van de wereldeconomie wordt in allereerst in stand gehouden door haar controle, direct of niet, over de olievoorraden. Deze politiek wordt ondersteund door de autocratieën in de Golf, die zich niets gelegen laten liggen aan de democratische wil van volkeren. De alliantie tussen de VS en Israël is een onderdeel van dit beleid om de Amerikaanse hegemonie te bestendigen. De betrachting van de VS om op neoliberale basis een vrijhandelszone te creëren van Rabat via Tel-Aviv tot Bagdad, is daarvan een belangrijke bouwsteen. De Arabische leiders hielden deze politiek-economische status quo niet alleen in stand maar deden, indien nodig, ook onze ‘vuile was’ (folteringen die ‘wij’ niet willen uitvoeren). Het ondersteunen van Arabische autocraten was dus een hoeksteen van het Amerikaanse en Europese beleid.

Er gaapt een enorme kloof tussen de idealen van de- mocratie en vrijheid zoals verkondigd door de VS en de EU en hun daadwerkelijke steun aan de autocraten van de regio. Politici in de VS en de EU haasten zich om, in een toppunt van hypocriete pantomime, een mea culpa te slaan - op wapenbeurzen waar Europese politici, onze eigen minister van Defensie incluis, hun verkooptalenten laten gelden voor lucratieve wapendeals.

Jongeren en de islamfactor

Maar is er méér aan de hand. Het is opvallend hoezeer de Egyptische revolutie gelezen wordt door de verouderde bril van de Iraanse revolutie van 1979. Het is alsof, naast de immense tegenstellingen en verschillen tussen de twee landen, de klok tussen 1979 en 2011 heeft stil gestaan. Mensen willen misschien wel vrijheid maar ‘de’ islam zal anders beschikken, lijkt men te denken. Dat de Moslimbroeders op het Tahrirplein lang achter de feiten aanliepen, weerhield velen er niet van om op hen te focussen. De westerse obsessie met de islam sinds 9/11 verhindert ons om de factor ‘islam’ in de huidige gebeurtenissen beter te kaderen en vooral om cruciale veranderingen in de Arabische wereld te zien.

Sinds 9/11 overheerste de idee dat Arabieren en moslims niet klaar zijn voor democratie door hun religie of cultuur. Enkel een shock-and-awe-bommentapijt van het Amerikaanse leger, dacht men, zou hen de 21ste eeuw binnenloodsen. Het fiasco in Irak en de huidige gebeurtenissen stroken niet met de populistische op- vatting dat Arabieren geen niet-gewelddadige en universele revolutie kunnen voortbrengen. De keuze leek te gaan tussen zogeheten seculiere dictaturen of islamitische theocratieën. De roep naar vrijheid van Rabat tot Teheran weerlegt dit waanzinnige en bovenal foute we- reldbeeld, dat ons sinds 9/11 wordt opgedrongen. De on- zin van de neoconservatieven - versterkt door het legertje Europese anti-islamstrijders - en de gewelddadige idiotie van Bin Laden en co. zijn de keerzijden van de-zelfde medaille. De terreur in de Arabische wereld, zo wisten de bevolkingen, kwam amper van Al-Qaida maar van de eigen regeringen en hun repressieapparaten, betaald, getraind en gesteund door westerse landen.

De revolutie werd gestart en geleid door een generatie jongeren die pluralistischer en individualistischer zijn dan hun voorgangers. Sociologisch zijn zij de kinderen van na de Arabische demografische explosie. Ze groeiden steeds vaker op in steeds kleinere gezinnen, genoten onderwijs maar werden tegelijk geconfronteerd met sociale marginalisering. Zij werden politiek bewust rond de periode van 9/11 en kenden meestal geen andere leider dan degene tegen wie ze nu rebelleren. Het gebrek aan vrijheid en mensenrechten botste steeds meer op onbegrip bij jongeren die eerst via de satellietzenders, daarna via internet (blogs en e-mail) en uiteindelijk via de sociale netwerken (Facebook, Twitter) een groter venster op de wereld kregen.

De ordewoorden van de Tunesische en Egyptische betogers waren concreet en pragmatisch: ‘Weg met het systeem’. Overal weerklonk het woord ‘huriyya’ (vrijheid). De eisen zijn seculier: vrijheid en democratie. Deze jongeren zijn op geen enkele manier geïnspireerd of gefascineerd door Iran of Saoedi-Arabië. Zij die in Egypte het Tahrirplein bezetten zijn sociologisch dezelfden als die in Iran in 2009 (en nu weer) tegen Ahmedi- nejads herverkiezing demonstreerden. Veel van deze jongeren zijn gelovig maar scheiden dit van hun politieke eisen. Religieuze praktijken en overtuigingen worden steeds meer een persoonlijke keuze, wat getuigt van een duidelijke secularisering. Demassa’s op straat hebben op geen enkele manier gewacht op leiding of advies van de clerus, de Moslimbroeders of andere religieuze groepen. Deze revoltes hebben een politieke ruimte geopend waarbinnen de tweedeling secularisme versus islam(isme) minder belangrijk zal zijn.

Free Gaza Youth

De Arabische politiek kan niet gereduceerd worden tot het dilemma ‘stabiliteit of fundamentalisme’ maar wat de toekomst zal brengen blijft onzeker. Wat mensen van Marokko tot Irak willen, is een democratische arena en zelfbeschikkingsrecht om over hun eigen toekomst te beslissen. De politieke machtsverhoudingen liggen in alle landen anders en de uitkomst van de na- tionale en internationale krachtmetingen laten zich niet vatten in één scenario. Liberalen, islamisten, sociaal-democraten, communisten en groenen zullen daar een rol in spelen. De jonge generatie, die wil breken met het status-quo en met de geopolitieke spelletjes die hen al decennia reduceren tot objecten van macht, heeft daarin een cruciale rol te vervullen. Het ras-le-bol van deze generatie werd het best verwoord door het pamflet van de Free Gaza Youth. Dit opende met: “Fuck Isra- ël. Fuck Hamas. Fuck Fatah. Fuck de VN. Fuck UNRWA. Fuck de VS! Wij, de jongeren van Gaza, zijn Israël, Ha- mas, Fatah, de bezetting, de schendingen van de mensenrechten en de onverschilligheid van de internationale gemeenschap beu! We willen door deze muur van stilte, onrecht en onverschilligheid breken, zoals een Israëlische F16 door de muur van het geluid breekt.”

De woorden die de Tunesische dichter Al-Chebbi in 1933 schreef, klinken actueler dan ooit: “Lorsqu’un jour le peuple veut vivre, Force est pour le destin de répondre, Force est pour les ténèbres de se dissiper, Force est pour les chaînes de se briser.”