Direct naar artikelinhoud

Hou toch op met dat 'we geloven in niets meer'

Kristl Strubbe is gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse monumenten- organisatie Herita. Vincent Stuer is speechschrijver bij de Europese Commissie. Ze schrijven dit in eigen naam.

Kunnen we stilaan stoppen met te zeggen dat we nergens meer in geloven? Plots lijkt iedereen het erover eens dat dat een deel van het probleem is. Zo analyseert Hind Fraihi in De Tijd dat IS 'een duidelijk verhaal over identiteit [heeft], terwijl het Westen er enkel nog in slaagt materiële dromen te verkopen". In De Morgen beweert Joachim Pohlman: "We geloven in niets meer... Deconstructie en demystificatie hebben het individu het ontzag ontnomen voor iets dat groter is dan hem- of haarzelf. En daardoor zijn we niet meer gewapend tegen een totalitaire ideologie." (DM 8/4) Het verwijt is dat we samen met kruis en vlag ook elke zin voor overtuiging en gemeenschapszin afgevallen zijn. Enkel vertwijfeling en leegte blijven achter. En een maatschappij die dat toelaat, creëert haar eigen monsters.

Wij weten niet hoe groot de gapende leegte in hun leven is, maar wij voelen ons niet aangesproken. Ons leven bulkt van de dingen die ons eigen ik-je overstijgen. De ene: een job in de erfgoedsector, om onze ontzagwekkende geschiedenis levend te houden. De andere: een engagement om de Europese constructie mee nieuw leven in te blazen. Samen: vier kinderen om met bovenmenselijke inspanning op te voeden. In onze familie en vriendenkring zit verder meer dan genoeg gemeenschapszin en onze boekenkast - van Hawking en Hitchens tot Heller en Hermans - puilt uit van de verwondering en zingeving. Wij geloven in geschiedenis, cultuur, wetenschap en democratie. In liefde, in mensen en in léven. Door en door westers, en toch is materialisme hooguit een kanttekening. Wie desondanks leeg achterblijft, kunnen we maar één ding aanraden: get a life. Voor ons werkt het in elk geval.

Maar het gaat natuurlijk niet over henzelf. De onuitgesproken spijt van met name conservatieve denkers is niet dat mensen nergens meer in zouden geloven, maar dat ze niet meer in hun grote verhalen geloven. Dat mensen, zodra ze mochten kiezen, zich de pretentie aangemeten hebben andere keuzes te mogen maken. Dat we niet meer allemaal samen in hetzelfde geloven - of doen alsof - maar de meesten onder ons kerk en natiestaat al snel als ongeloofwaardig of, nog erger, als onbetekenend weggezet hebben. Zodra het ontzag weg was, bleek er geen gezag meer over te schieten. En dat is maar goed ook. In plaats van grote verhalen kwamen er veel relevantere en tastbare kleine verhalen die geen hogere, politieke invulling nodig hebben.

George Orwell, die als geen ander het totalitaire denken ontleedde, geloofde net in de wijsheid van gewone mensen om dat tegen te gaan. Zijn hoop lag bij 'common decency', een natuurlijke, spontane afkeer van ontmenselijkende ideologieën. Een allergewoonst idee van goed en kwaad, van wat hoort en wat niet, dat beter bestand is tegen de totalitaire verleiding net omdat het geen appel hoeft te doen op grote morele, religieuze en politieke principes. De neerbuigendheid van veel intellectuelen was hem vreemd. "If there is hope, it lies in the proles", klinkt het in 1984. Fatsoen en gezond verstand - het is ook vandaag iets wat zowel huismoeders uit Molenbeek als brave burgers uit Mechelen kan verenigen. Hun identiteit hangt niet af van politiek of politici. Zij hebben de handen vol met hun eigen leven, en dus niet de drang om dat van anderen aan te sturen - laat staan het hen af te pakken.

Maar het is moeilijk, zelf leren leven. Niemand vult de leegte voor jou in. Er zijn geen grote verhalen en absolute zekerheden - en niemand heeft het recht ze jou voor te schrijven. Dat is westers. Dat sommigen dat als een louter materiële droom invullen, is hun keuze. Maar voor de meesten onder ons zijn life, liberty and the pursuit of happiness ontzaglijk mooi en zinvol.