Direct naar artikelinhoud

Afspiegeling

Na het opstappen van Didier Reynders weten we alvast één ding: dat het ministerie van Financiën beter geleid zal worden dan tot nu toe, eenvoudigweg omdat slechter niet meer kon. Voor zijn professionele toekomst hoeven we niet te vrezen: een baan bij een van de talloze zakenvrienden die hij de afgelopen tien jaar heeft gemaakt, ligt in de lijn der verwachting.

Alexander De Croo blijft op post, omdat je een piepjonge generatie nu eenmaal niet door kleuters kunt vervangen, en kan de stiel verder leren in de oppositie waarheen hij verbannen wordt.

Overigens is dat niet geheel tegen de zin van de liberalen zelf, want de illusie dat je de staatsfinanciën op orde krijgt door alleen maar te snoeien, koesteren ze zelf ook niet.

De volgende regering zal hoe dan ook sommige lasten moeten verzwaren, en daar valt voor liberalen geen eer te behalen. Dan kunnen ze beter binnen enkele jaren de electorale techniek toepassen die in Vlaanderen zo succesvol is: je voorgangers afbranden en een drastische verandering beloven.

Inmiddels heeft de koning al de postverkiezingsrituelen in gang gezet en de twee echte nieuwe politieke leiders van het land ontvangen. Die doen allebei hun best om poeslief voor elkaar te zijn.

Gelukkig maar, want als het spaak loopt tussen die twee, zijn de gevolgen helemaal niet meer te overzien en staan we inderdaad dicht bij een regimecrisis. Sommigen bij de N-VA zouden misschien niets liever zien gebeuren, maar De Wever houdt vol dat zoiets niet zijn bedoeling is, dus zullen we hem tot het bewijs van het tegendeel op zijn woord geloven.

Beide heren hebben trouwens een afspraak met de geschiedenis.

Zowel De Wever als Di Rupo verkeren in hun landsgedeelte momenteel in een staat van genade, en ze profiteren best van dat momentum, vooraleer hun verkozenen beginnen te geloven dat ze allemaal op eigen kracht in het parlement geraakt zijn.

De Wever en Di Rupo hoeven bovendien geen rekening te houden met stoorzenders, nu het FDF nergens meer voor nodig is. Ze hebben ook geen verantwoording af te leggen aan bijna even grote partijen die ook gehoord willen worden, en alle twee zitten ze dik genoeg in het electorale vet om een toegeving te kunnen riskeren zonder afgeslacht te worden.

Beiden beseffen bovendien dat de kiezers van dit land een oplossing willen en dat zij degenen die ze kunnen leveren ook bij de volgende verkiezingen nog dankbaar zullen zijn.

Het kan misschien wat te bruut machtsvertoon zijn, maar eigenlijk kunnen ze het zich perfect permitteren om onder hun tweetjes een akkoord uit te werken.

Er zou daarna zo’n zucht van opluchting door België trekken dat eenieder die zich tegen dat akkoord verzet, binnen of buiten zijn partij, onmiddellijk als een onverantwoordelijke gek bestempeld zal worden. Niet eens onterecht, trouwens.

Bovendien laten de politieke krachtsverhoudingen een afspiegelingsregering toe, samengesteld uit de partijen die nu al de regionale regeringen vormen. Zo’n regering zou zo’n plan niet alleen gecoördineerd mee kunnen uitvoeren, maar meteen ook goed zijn voor de benodigde tweederdemeerderheid. En tot slot heeft men vier jaar de tijd om zo’n akkoord ook in werkelijkheid om te zetten.

Zo’n samenraapsel van historisch unieke omstandigheden kom je niet dikwijls tegen. Nu alleen dat ene vervelende detail nog: het water en het vuur van de respectieve partijprogramma’s verzoenen.

Het mag ook niet te gemakkelijk zijn.