Direct naar artikelinhoud

In spijkerbroek op de jutekakoker

In de aanloop naar het Groot dictee dat zaterdag op Canvas wordt uitgezonden, schrijven vijf columnisten over hun favoriete woord. Vandaag: Jeroen Duvillier.

Mijn broekzak trilt. Het is maandag rond tienen, ik hoef niet te kijken wie het is. Moeder, met wekelijkse tijdingen van het thuisfront. "Dag Jeroen, hoe gaat het?" Ze klinkt afstandelijker dan gewoonlijk. Ze zegt Jeroen, niet Djoene. "Herinner je je Katrien nog?"

Op slag is het begin jaren 1990. Ik ben een jaar of 10, en fiets - niet geheel naar de grungenormen van die tijd - in zalmroze hemdjes door het dorpsleven, trui over de schouders, de haren in een wel heel keurige scheiding. Alsof de katholieke kerk net een modebijbel had laten drukken en ik hun poster boy was. Ik schitter als sluitstuk van SK Gullegem vooral in het scoren van ongeziene owngoals, probeer niet al te vals te zingen in de les notenleer, neem iedere vrije namiddag de machtige trombone vast.

Onder welverdiend hoongelach hang ik even later mijn voetbalschoenen aan de wilgen. Ik vind onderdak bij FC Blokzwijn, ook weleens de gemeentebibliotheek genoemd. Al snel bibber ik er in een coole oorlogswinter, buig ik voor de koning van Katoren, en stap ik mee in een kruistocht in spijkerbroek. Maar meester, wat is een spijkerbroek? En doet dat geen pijn dan?

Voor het eerst zie ik een woord dat mijn wereld op zijn kop zet.

"Gaan we op de jutekakoker?", kraait Katrien van plezier als ze in 1991 onze tuin in rent. Bon, dat moet ik verkeerd begrepen hebben. Er staat van alles in de tuin, van potplanten tot parelhoenen, maar een jutekawat? "Ne jutekakoker! Daar, dommerik, naast de appelboom! Als we hoog genoeg vliegen, zitten we in de wolken!"

Voor het eerst hóór ik een woord dat mijn wereld op zijn kop zet.

Katrien en Thea Beckman zijn voor eeuwig met elkaar verbonden, op dezelfde ongenaakbare hoogte. Niet dat Katrien zo'n fantastische schrijfster was, neen. Als pleegkind bracht ze haar weekdagen in een instelling door, diep in de Westhoek, ver weg van haar getroebleerde ouders. Jarenlang kwam ze om het weekend bij ons thuis spelen, frietjes eten, lachen, uitblazen, dromen, maar ook schoolachterstand inhalen. Beter leren schrijven, struikelen over de tafels van vermenigvuldiging.

Maar dan is 8 maal 9 plots wél 72, hoera!, en vlieg je samen met Katrien en Thea hoog boven de appelboom. Zit je in je jeansbroek op de jutekakoker - in spijkerbroek op de schommel - terwijl je voeten de wolken een trap verkopen. En besef je dankzij hen voor het eerst dat één woord duizenden werelden kan oproepen. Maar evengoed dat duizenden verschillende woorden altijd een schommel zijn.

"Dag Jeroen, hoe gaat het? Herinner je je Katrien nog?"

- "Natuurlijk. Jutekakoker!"

"Ze is vorige week gestorven. Verkeersongeval."

Katrien en ik zijn voor eeuwig met elkaar verbonden. Als ik de buurkinderen in de lucht zie wapperen. Als ik 's zomers naar de kust spoor, en de trein in Diksmuide mensen slikt. Als ik bij oma op de koffie ga en door het raam de schommel zie, al twintig jaar in slaapstand.