Direct naar artikelinhoud

DE GRAUWE & SCHOORS

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics en hoogleraar emeritus aan de KU Leuven.

Vraag aan een topmanager of hij door geld wordt gedreven en hij zal met de hand op het hart verklaren dat dat voor hem bijkomstig is. Vraag aan dezelfde topmanager wat hij denkt van een aftopping van de toplonen en hij zal met veel vuur verklaren dat een aftopping vreselijke gevolgen zal hebben. Topmanagers zullen ontmoedigd geraken en zich minder inzetten. De besten onder hen zullen het land verlaten. We zullen er allen armer bij worden omdat onze beste talenten aan een exodus beginnen.

Er is duidelijk een contradictie. Ofwel zijn de topmanagers eerlijk als ze verklaren - zoals baron Buysse dit weekend deed in een interview - dat geld bijkomstig is, en dan zullen al die negatieve effecten van een aftopping van de hoge lonen van topmanagers gewoon niet optreden. Mensen voor wie het geld bijkomstig is zullen zich niet minder inzetten en zullen niet naar het buitenland rennen als ze wat minder verdienen. Doen ze dat wel, dan betekent dat dat geld wel een belangrijke motivatie is.

Verleden week barstte de discussie over de toplonen van managers weer los naar aanleiding van de lonen van de topambtenaren. Dezelfde contradictie kwam tevoorschijn: "We doen het niet voor het geld", hoorden we. Tegelijk vernamen we dat als je aan die toplonen raakt, topmanagers ontmoedigd zullen zijn en naar het buitenland zullen trekken met een groot welvaartsverlies voor België tot gevolg. Wat moeten we daarvan denken?

Zoals ik al eerder betoogde is de markt van topmanagers er één gekenmerkt door het idee van the winner takes it all. Het selectiemechanisme dat leidt tot de aanduiding van de topmanager is een prijskamp. De winnaar krijgt de grote prijs. De tweede in de prijskamp krijgt niets, of slechts een fractie van wat de winnaar in de wacht sleept. Meestal is de winnaar nauwelijks beter dan de tweede en derde. Toch is zijn beloning een veelvoud van wat de verliezers krijgen.

Dat vinden we ook terug in veel sporten. De eerste in de 400 meterfinale tijdens de wereldkampioenschappen atletiek kreeg de grote prijs, de tweede en de derde minder, en de vierde niets. Dat ondervond Jonathan Borlée in de jongste finale. Hij kreeg niets, al is hij haast even snel als de winnaar.

We zien in deze markten waar the winner takes it all een grote decalage tussen beloning en prestatie. De beloning van de winnaar (de topmanager) is een veelvoud van wat de tweede en derde (de subtop) verdienen, ondanks het feit dat de winnaar niet noemenswaardig beter is. Didier Bellens van Belgacom verdient een veelvoud van wat de tweede en derde in Belgacom verdienen. Toch is hij nauwelijks beter. Meestal zal een topmanager zichzelf overtuigen dat hij veel beter is. Maar dat is gebaseerd op de illusie van zelfoverschatting, sterk ontwikkeld bij mensen met een groot ego.

De idee dat de markt van topmanagers de eigenschappen heeft van een prijskamp laat ons toe de twee argumenten van de tegenstanders van een aftopping van de toplonen te evalueren.

Zal er een ontmoedigingseffect zijn? Mijn antwoord is neen. Vermits de beloning losstaat van de prestatie, zal een vermindering ervan geen invloed hebben. In die zin hebben de topmanagers gelijk als ze beweren dat ze niet door geld worden gedreven. Een topmanager die 2 miljoen verdient zal niet minder werken als de overheid zijn vergoeding plafonneert op 1 miljoen. In sporttermen: Kompany zal niet minder goed spelen indien de overheid zijn loon boven 1 miljoen euro aan 100 procent zou belasten. Het ontmoedigingseffect van een aftopping van de toplonen van managers bestaat niet.

Maar wat te denken van het exoduseffect? Dat zal natuurlijk blijven bestaan. Topmanagers die niet echt gedreven worden door geld, zullen toch naar het buitenland verhuizen als ze er veel meer geld verdienen voor een gelijkaardige job.

Moeten we ons daarover zorgen maken? Het antwoord is neen. Als Didier Bellens naar het buitenland trekt omdat zijn loon bij Belgacom afgetopt wordt, zijn er genoeg tweede en derde kandidaten die kunnen overnemen en niet slechter zijn.

Mijn conclusie is dat de lonen van topmanagers gerust kunnen afgetopt worden, en dit zowel in de publieke als de privésector, zonder verlies van welvaart voor België.