Direct naar artikelinhoud

Welvaart heeft geen nationaliteit meer

Het slechtste wat we nu kunnen doen is ons terugplooien op ons eigen grondgebied en onze eigen economie

Zoals bij elke economische crisis, doemt ook nu weer het spook op van het nationalisme. Niet alleen het politieke nationalisme, maar nog meer de economische variant ervan, het protectionisme.

Dat was ook zo na de eerste echte mondiale crisis, The Long Depression, die begon in 1873 en meer dan twintig jaar zou duren. Die crisis sleepte zo lang aan omdat er voortdurend protectionistische maatregelen werden uitgevaardigd. Slechts weinig landen, waaronder Nederland en het Verenigd Koninkrijk, hielden vast aan de vrijhandel. Een tweede golf van economisch nationalisme overspoelde de wereld na de beurscrash op Wall Street in 1929. Ook toen haalden de meeste handelsnaties het protectionistische wapen van stal.

Dat de mens traag leert, bleek uit de reactie die volgde op de financiële crisis van 2008. In Groot-Brittannië beloofde Gordon Brown 'British jobs for British workers'. En in Frankrijk werd de presidentiële campagne tussen François Hollande en Nicolas Sarkozy overschaduwd door een opbod in protectionistische retoriek. Peilingen gaven immers aan dat 80 procent van de Franse kiezers tegen de globalisering is.

Dwergen

Het hemeltergende aan die bestendige opflakkering van het economisch nationalisme is dat we al lang zouden moeten beseffen dat zulks niet functioneert. Al in 1817 publiceerde David Ricardo zijn theorie over de 'comparatieve voordelen', die inhoudt dat 'wie zich afsluit van vrijhandel er economisch op achteruitgaat'.

Hoe vanzelfsprekend die wijsheid ook klinkt, toch steekt het afschermen van de eigen volkshuishouding van de weeromstuit de kop op. Maar waar dit fenomeen voorheen beperkt bleef tot de afscherming van de handel tussen enkele industriële grootmachten, is het nu een wereldomvattende aandoening geworden. En dus een stuk ernstiger.

De wereldeconomie is de afgelopen decennia pijlsnel geglobaliseerd. Het is een illusie te denken dat men nog een economische politiek op nationaal vlak kan voeren. Want ieder afzonderlijk genomen, zijn de natiestaten in Europa dwergen geworden. Ze denken nog een rol van betekenis te spelen, maar in werkelijkheid bepalen nieuwe imperia zoals China of India of multinationale ondernemingen de spelregels. Dat is zo op ecologisch en economisch gebied, maar ook op het terrein van de financiële of fiscale politiek.

Nationale oplossingen voorspiegelen om de wereldwijde financiële crisis te lijf te gaan, is een regelrechte absurditeit. De vlag van de 'subsidiariteit' waarmee te pas en te onpas wordt gezwaaid, betekent niet dat alle bevoegdheden op het lokale of nationale niveau moeten worden gebetonneerd. Wel dat die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend op het niveau waar dit het efficiëntst, het meest effectief kan gebeuren. En inzake het bestrijden van de economische en financiële crisis is dat zonder twijfel het Europees niveau.

We zullen moeten evolueren naar een Europa dat werkelijk bekwaam is een rol van betekenis te spelen in de geglobaliseerde wereld. Dat veel meer zal zijn dan een eengemaakte markt met op de achtergrond een sterke mededingingsautoriteit. Ook de basisregels voor de organisatie van onze arbeidsmarkt of onze energiepolitiek zullen naar het Europese niveau moeten worden getild. Liever vroeger dan later, om zo tussen de Europese landen een gelijk speelveld te creëren en gezamenlijke spelregels vast te leggen die een impact kunnen hebben op wereldniveau.

Talenkaart

We hebben hoe dan ook nood aan een sterk Europa. Een Europa dat zijn waarden uitdraagt. En om dat te verwezenlijken, moet een volwaardige buitenlandpolitiek worden gevoerd. Niet een buitenlands beleid dat gebaseerd is op een zwak compromis tussen 28 ministers van Buitenlandse Zaken. We moeten absoluut vermijden dat we dezelfde constructiefout maken als die waarmee we de euro hebben opgezadeld. Een gemeenschappelijk buitenlands beleid moet net zoals een gemeenschappelijke munt geen startpunt, maar het eindpunt zijn van een integratieproces. Om zo'n beleid te kunnen voeren, moet Europa over een volwaardige begroting, over voldoende financiële middelen beschikken.

We moeten af van een Europese Commissie die niet minder dan 28 commissarissen telt. Eentje voor elk land van de Unie. Waar we nood aan hebben, is een klein, slagvaardig Europees executief die er staat voor elke Europeaan en niet voor het belang van de eigen nationale achterban. Zo'n Europees executief moet zoals in elke democratie verantwoording afleggen aan een rechtstreeks verkozen parlement, dat volheid van bevoegdheid heeft en zelf ook voorstellen kan doen.

Telkens als ik een pleidooi houd voor een meer geïntegreerd Europa, hoor ik als tegenargument dat wij zo onze eigenheid verliezen, onze nationale identiteit, onze cultuur. Het tegendeel is waar.

Het fundament van een federaal Europa is het behoud van de pluriformiteit, de multiculturaliteit, de meertaligheid, de diversiteit. Zo'n Europa veegt die verschillen niet weg, maar gaat op zoek naar wat al die vormen verbindt. Naar wat ons gemeenschappelijk draagvlak is. En dat gemeenschappelijk draagvlak zijn de waarden die we delen: de democratie, de vrijemarkteconomie, de sociale verantwoordelijkheid, de vrijheid van meningsuiting, de verdraagzaamheid, de vrije beleving van iedere religie of levensbeschouwing, de gelijkheid van man en vrouw. Een ganse waaier van fundamentele overtuigingen waarop elke maatschappij in Europa rust.

Ook de Griekse of Portugese, net zozeer als de Nederlandse of Deense. Want het is niet juist zoals allerlei populisten, nationalisten en eurosceptici beweren dat er in Europa verschillende waarden zijn, al naargelang men zich in het noorden of het zuiden bevindt. Dat is larie. De Grieken worden niet geboren met een niet te weersta-ne aandrang tot corruptie. De Italianen zijn geen fraudeurs van nature. Weet u welke regio's de Vier Motoren van Europa gedoopt werden? Dat zijn, naast Baden-Württemberg, Lombardije in Italië, Catalonië in Spanje en Rhône-Alpes in Frankrijk. Voorwaar drie Zuid-Europese regio's.

De zin om te ondernemen is dus niet Noord-Europees, maar Europees. Dat geldt net zo voor de solidariteit met de zwakkeren, de zoektocht naar rechtvaardigheid, de democratische rechten en plichten, de burgerlijke vrijheden. Al deze principes zijn universeel in Europa. Er bestaat wel degelijk een Europese cultuur die breed en diep verankerd is.

Anders dan Rusland en China bezit Europa zowel economisch als cultureel een vrije, creatieve ruimte. Desondanks gebruiken we die niet optimaal. De Europese ruimte blijft gefragmenteerd, onvolledig, overgereguleerd. Er is niet een eengemaakte digitale markt. Een Europese arbeidsmarkt evenmin. De arbeidsmobiliteit is miniem. Een bankenunie is nog altijd het voorwerp van verhitte discussies tussen de lidstaten. We blijven aarzelen om het beleid op een Europees niveau te tillen.

Het is niet zo dat dit niet kan wegens de immense verschillen binnen Europa. Dat is onzin. Verliezen we echt onze nationale eigenheid wanneer we de klimaatverandering samen te lijf gaan? Of wanneer we gezamenlijk regels uitvaardigen om de verspreiding van toxische financiële producten te vermijden? Of wanneer we een bijdrage van de banken vragen om het Europese bankwezen te herkapitaliseren en zo opnieuw gezond te maken. Een gemeenschappelijk economisch en, tot zekere hoogte, ook sociaal en fiscaal beleid is de logica achter onze gemeenschappelijke munt. Die moet ondersteund worden door een gemeenschappelijke autoriteit. Want er bestaan wel staten zonder munt, een munt zonder staat bestaat niet.

Willekeur

Maar wat dan met de democratie, wat met de zeggenschap, wat met die andere kritiek van de eurosceptici dat je als Nederlander of Fransman minder te zeggen gaat hebben zodra er meer Europa zal zijn.

Hebben de eurosceptici daar geen gelijk? Ik denk van wel. Er is een schrijnend gebrek aan zeggenschap van de Europese burger zelf. We stemmen weliswaar met zijn allen voor het Europees Parlement, maar dat zijn tot hiertoe verkapte nationale verkiezingen. Met een parlement dat geen initiatieven kan nemen, dat geen regering kan steunen of neerhalen, dat geen enkele zeggingskracht heeft over de inkomsten van de Unie. Een fundamentele tekortkoming. Want de burger kan niet beslissen welk beleid hij krijgt, wat er met zijn geld uiteindelijk gebeurt. Het zijn de lidstaten die de vinger op de knip houden.

Dezelfde kritiek geldt voor de Europese Commissie. Het is een allegaartje aan benoemingen door de lidstaten geworden. De politieke samenstelling is eerder door het lot bepaald dan door de kiezer. En dat is ook het geval voor de Europese Raad, de 28 regeringsleiders die elke beslissing van Commissie en Parlement nog eens herkauwen, niet met het belang van de Europese burgers voor ogen maar met de eigen electorale agenda in het achterhoofd.

Wij hebben dringend nood aan Europees antwoord op de grote migratievragen. Wat doen we met jong, buitenlands talent dat wil bijdragen aan onze samenleving? Wat doen we met de vluchtelingen uit Syrië? Uit Afrika? Wat met de mensen die aanspoelen op Lampedusa? Gaan we dat werkelijk uit de weg? Gaan we dat werkelijk lidstaat per lidstaat bekijken? In een Europa dat al meer dan twintig jaar geen interne grenzen meer kent? Dat is onmogelijk. Dat is niet alleen de migranten aan willekeur onderwerpen, maar ook onszelf.

Wij Europeanen moeten dringend ons lot in eigen handen nemen. Dat is mijn imperatief. We moeten sterke Europese instituties uitbouwen. Enkel zo kunnen we opnieuw vertrouwen scheppen in Europa en ons continent uit de crisis loodsen.

Ik wil besluiten met u mijn ongezouten opinie te geven over wat me het meest stoort in de Europese politiek van vandaag, en dat is het struisvogelgedrag van de nationale elites. Achter gesloten deuren erkent iedereen dat een beslissende en verregaande integratie van Europa de enige weg is om ons uit de crisis te loodsen en nog een rol van betekenis te spelen in de wereld van morgen. Maar wanneer het er op aankomt deze stelling te verdedigen, is er niemand meer in velden of wegen te bespeuren. Uit angst om de zogenaamde publieke opinie tegen de haren in te strijken. Terwijl het juist de taak van politici is om een publieke opinie vorm te geven door visie te ontwikkelen, een perspectief op de toekomst gestalte te geven. Goede politici zijn geen volgers, maar voorlopers.

Nog niet zo heel lang geleden kende het euro-optimisme geen grenzen. Er was een massale consensus vóór uitbreiding van de Unie. Vóór de euro ook. Europa stond helemaal niet ter discussie. Vandaag zouden de meesten de Unie willen laten vallen als een baksteen. Alsof het iets is waar ze nooit iets mee te maken hebben gehad. Terwijl de EU ons meer dan zestig jaar vrede en welvaart heeft gebracht.

Vandaag zeggen dat we terug moeten kruipen achter de grenzen van de natiestaten, is het wegschoppen van de ladder waarlangs we zijn opgeklommen. Het is vaandelvlucht. Het is onze verdomde plicht tegenover de komende generaties.