Direct naar artikelinhoud

Fiscale gunstregimes in het voetbal

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt wekelijks.de grauwe

Het Belgische voetbalseizoen is opnieuw van start gegaan. Goed nieuws voor de voetbalfans, onder wie de schrijver van deze column. Tijd om ook nog eens een oud zeer in verband met het fiscale statuut van de professionele voetballer aan te kaarten. Want het moet gezegd worden: de fiscale discriminatie ten voordele van de voetbalsport (niet alleen het voetbal maar ook andere ploegsporten) is hemeltergend.

Sinds 2008 bestaat er een speciaal fiscaal statuut voor de bezoldigde sportbeoefenaar en voor de club die hem tewerkstelt. Het gunstregime is niet niets. Om te beginnen betaalt de club een belachelijk laag vast bedrag aan socialezekerheidsbijdragen (patronale RSZ-bijdrage), afgerond 650 euro per maand. Het gemiddelde brutomaandloon van een profvoetballer in de Jupiler League is ongeveer 21.000 euro. De club betaalt dus een RSZ-bijdrage van 3 procent. Voor een gewone werknemer bedraagt de patronale RSZ-bijdrage ongeveer 30 procent. De voetbalclub krijgt een cadeau van meer dan 5.000 euro per maand en per speler.

Daarmee is de kous niet af. In tegenstelling tot de gewone werknemer betaalt de speler een vaste RSZ-bijdrage van 280 euro per maand. De gewone werknemer betaalt aan de sociale zekerheid 13 procent. Als die werknemer zoveel zou verdienen als de gemiddelde voetbalspeler in de Jupiler League, dan zou hij/zij 2.730 euro betalen aan de RSZ.

En zo gaat het verder. De bedrijfsvoorheffing die de club heft op het brutoloon van de speler moet slechts voor 20 procent doorgestort worden aan de fiscus. 80 procent blijft in de club en kan gebruikt worden om het nettoloon van de speler op te krikken.

Drogredenen

Als we alle fiscale gunsten optellen (gunstige RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing) komen we tot de slotsom dat de totale loonsom van de Belgische voetballer in de Jupiler League tegen 14 procent wordt belast. Voor de gemiddelde Belgische werknemer, die veel minder verdient dan de Belgische profvoetballers, is dat meer dan 50 procent.

Een dergelijke discriminatie is onthutsend. De redenen voor de clubs en voor de politici die het systeem in 2008 goedkeurden, slaan nergens op. De buitenlandse voetballers hadden een fiscaal gunstregime. Dus moest elke Belgische professionele voetballer dat ook krijgen. Het gezond verstand zegt echter dat het gunstregime van de buitenlandse voetballer teruggeschroefd had moeten worden.

De andere drogreden was dat een gunstregime nodig was om onze beste Belgische spelers in het land te houden. Sinds 2008 is de exodus van onze beste spelers nooit zo groot geweest. Of nog: de buitenlandse concurrentie in het voetbal is moordend. Enzovoort, enzovoort.

Er is gewoon geen zinnige rechtvaardiging te vinden voor een dergelijke fiscale discriminatie. Die is gewoon unfair voor de miljoenen Belgische werknemers die veel minder verdienen dan onze topvoetballers en meer dan de heft van hun loon afstaan aan de overheid. Velen onder hen ondervinden ook de moordende concurrentie van het buitenland.

Fiscale gunstregimes, vooral als ze de omvang aannemen die we in de voetbalwereld observeren, maar ook in de wereld van de grote multinationals, ondermijnen de legitimiteit van de belastingheffing. Ze bevorderen het cynisme en een bereidheid bij vele burgers om belastingen te ontduiken zodra de mogelijkheid zich aandient.

Onderwijzer

Er bestaat een justificatie voor fiscale gunstregimes. Als het werk van iemand niet alleen meerwaarde creëert voor hemzelf of het bedrijf maar ook voor de gemeenschap in haar geheel, dan kan overwogen worden die activiteit minder te belasten. Ik denk aan het werk van een onderwijzer(es) die kinderen leert lezen en schrijven, bijvoorbeeld, en die op die manier een collectief goed helpt te creëren.

Het zou dus zinniger zijn om onderwijzers en onderwijzeressen te laten genieten van een fiscaal gunstregime, en niet de voetbalspelers in de Jupiler League.