Direct naar artikelinhoud

Jaarlijkse miljoenentransfer van Brussel naar Vlaanderen

Elk jaar stromen er netto enkele tientallen miljoenen euro aan arbeidsmarktmiddelen voor doelgroepen van het Brusselse Gewest naar Vlaanderen en Wallonië. 'De staatshervorming heeft voorlopig een negatieve impact op de aanpak van werkloosheid.'

Jaarlijks gaat er 56 miljoen euro aan arbeidsmarktmiddelen van het Brusselse Gewest naar Vlaanderen en Wallonië. Dat blijkt uit een studie van HIVA - KU Leuven. Het gaat vooral om RSZ-kortingen die bepaalde doelgroepen aantrekkelijker maken voor de werkgever. In het geval van Vlaanderen gaat het om 32 miljoen euro.

Met dat geld zou Brussel op kwartaalbasis 14.000 mensen aan het werk kunnen zetten, zegt KU Leuven-professor Ludo Struyven. "Dat is een stevig getal, waar Brussel heel wat mee kan doen. De reden ligt bij het feit dat de RSZ-kortingen toegekend worden op basis van de werkplaats van de werknemers. Doordat er heel wat pendelaars vanuit Vlaanderen en Wallonië naar Brussel zijn, gaat een groot deel van het Brusselse geld daar naartoe. Omgekeerd is de subsidiestroom veel beperkter. Dat is typisch voor Brussel. De arbeidsmarkt is heel erg verweven met die van Vlaanderen en Wallonië."

Volgens Struyven zit het probleem bij de staatshervorming, die het arbeidsmarktbeleid doorschoof naar de gewesten, zonder dat er noemenswaardig overleg en afstemming zijn tussen de gewesten. Dat staat haaks op de realiteit. "Je kunt de arbeidsmarkt van Vlaanderen, Brussel en Wallonië niet zomaar van elkaar loskoppelen. Een derde van de loontrekkenden werkt in een bedrijf dat in minstens twee gewesten activiteiten heeft. Daar houdt de staatshervorming geen rekening mee.

"Zo is het perfect mogelijk dat de gewesten maatregelen nemen die tegenstrijdig zijn met elkaar. Als Vlaanderen bijvoorbeeld prioriteit maakt van oudere werklozen, en Brussel niet, kan dat vergaande gevolgen hebben. Bedrijven kunnen werknemers, en zelfs hele activiteiten, beginnen te verplaatsen in functie van subsidies. Er ontbreekt overleg tussen gewesten."

Dat overleg is hard nodig om onder meer het probleem van de Brusselse jeugdwerkloosheid aan te pakken. Professor Struyven: "Er is veel werk in Brussel, maar niet voor laaggeschoolde jongeren. Misschien is dat werk er wel in de rand, maar daar heb je het probleem van de mobiliteit. Ik denk dat een mobiliteitspremie voor jongeren een stevige hulp zou kunnen zijn. Die ruimte voor nieuw beleid komt er dan weer wel dank zij de staatshervorming."

Didier Gosuin, Brussels minister van Werk (FDF): "De studie geeft ons heel wat inzicht om ons beleid op af te stemmen. Maar we hebben tijd nodig om dat uit te voeren."