Direct naar artikelinhoud

'We zijn één grote misser, maar een mooie misser'

Ons verlangen zal nooit vervuld worden. Het leven is als een prachtgoal die we missen. Maar dat is niet erg, zegt filosoof Coen Simon, auteur van 'Wachten op geluk'. 'De kunst van de mens bestaat er juist in om van die misser het hele leven te maken.'

Hoe vaak werd het me al niet gevraagd, op het werk en op het thuisfront. "Wat wil je? Wat verlang je? Waar wil je over vijf of over tien jaar staan?" Ongedurig, rusteloos en zelfs een beetje nijdig werd ik van die vraag die klonk als een beschuldiging. Wist ik veel hoe mijn leven er dan zou uitzien? Ik kon me met alle moeite van de wereld geen voorstelling maken van wat ik dan zou willen. Ik zou wel zien hoe het leven zich zou aandienen. Toch bleef die vraag zeuren achter in mijn hoofd. Want de moderne wereld verlangt blijkbaar van het individu dat hij weet wat hij wil. Was ik niet krachtdadig genoeg of te weinig ambitieus? Waarom lukte het me niet om mijn lot in handen te nemen en een koers uit te stippelen voor mijn bestaan?

Volgens de Groningse filosoof Coen Simon is er helemaal niets mis met mij. "Het is onzin om aan een dertiger te vragen waar hij over vijf of tien jaar wil staan", zegt hij. "Dat kan hij namelijk onmogelijk weten." Simon publiceerde pas zijn boek Wachten op geluk. Daarin onderzoekt hij in twaalf prettig persoonlijke maar tegelijk diepgravende essays de aard van het menselijk verlangen.

"We stellen de wereld graag voor als een etalage waarin de waren overzichtelijk staan uitgestald en waar je datgene uit kunt kiezen dat het beste matcht met je verlangen. We denken graag dat je kennis kunt verwerven over jezelf, dat je op basis daarvan bedenkt wat je wilt en dat dan nastreeft. Zo werkt het niet. Je kunt het leven niet zien als een project waarvoor je met je verstand een koers kunt uitstippelen, omdat je nooit boven het bestaan kunt uitstijgen. Je hebt op geen enkel ogenblik een overzicht over het geheel. Eerder dan een etalage is de wereld daarom een dansvloer. Er gebeurt heel veel tegelijk, er is muziek en er zijn mensen. Je wordt voortdurend uitgedaagd om mee te gaan dansen. Dat kun je op talloze manieren doen, maar je weet nooit alles en op elk moment verandert alles.

"In plaats van te doen wat we willen, willen we wat we doen. Dat zei Arthur Schopenhauer al, de beroemde filosoof van de wil. Volgens Schopenhauer gaat de ongedefinieerde wil vooraf aan het leven zelf. We kunnen niet niet willen. We staan verlangend in de wereld. De wereld biedt zich voortdurend aan je aan en jij projecteert je wil op de dingen die zich toevallig aan je voordoen. Dat lijkt heel theoretisch en abstract, maar dat is makkelijk te begrijpen aan de hand van de verveling. Als mijn zoontje van bijna vier zich verveelt - 'Ik-weet-niet-wat-ik-wil-doehoen...' - heeft het geen zin om leuke dingen voor hem te bedenken. Hij weet zelf ook wel wat ie allemaal kan doen, maar op dat moment ontbeert het hem aan zin. Toch is hij nog altijd aan het willen, hij verlangt om ergens zin in te hebben. Schopenhauer noemt de verveling een ijdel verlangen, een verlangen dat leeg is. Pas als ik een bal naar mijn zoontje schop, is hij in staat zijn verlangen een vorm te geven: hij schopt de bal terug. Wij houden mensen en voorwerpen voor de oorzaken van ons verlangen, maar dat is een omkering. Je komt een meisje tegen en je denkt dat je haar wilt, maar in feite was je al aan het willen en is zij het 'slachtoffer' van die wil."

Ander sprekend voorbeeld van het geprojecteerde verlangen is het wachten op het ongeboren kind. "Toen mijn vrouw en ik nog maar net een relatie hadden, zei ze tegen me: 'Als we ooit een meisje krijgen, wil ik dat ze Ella heet.' Dat was toen nog verschrikkelijk voorbarig, de liefde was heel pril nog, maar vanaf dat moment was Ella een soort personage in ons leven geworden. Ik weet niet meer precies hoe we ons haar voorstelden, maar in elk geval was ze niet dat meisje dat nu onze dochter Ella is. Ella is volstrekt uniek, we konden haar eigenschappen niet voorzien. Tegelijk is ze helemaal wel dat meisje waar we naar verlangden en houden we volmondig van haar alsof we ook precies háár wilden. En zo gaat het met alles in het leven."

Het begrip verlangen heeft in de moderne tijd een negatieve bijklank. We associëren het met teleurstelling en leegte. "Het verlangen draagt een tragiek in zich, omdat het nooit helemaal te bevredigen is", zegt Simon. "Op het moment dat je je een doel stelt in het leven, is dat altijd maar een fractie van die grote wil die voortdurend aan het willen is. Op het moment dat je iets bereikt, is er dadelijk ook een soort treurnis omdat je voelt dat dat maar voor een klein deeltje samenvalt met die oneindige wil. Dat het verlangen nooit helemaal te vervullen is, is helemaal niet erg. Integendeel. Het is niet de vervulling, maar het verlangen zelf dat zin geeft aan ons leven."

Het leven als voetbalspel

Bedoelt de filosoof dat we moeten genieten van ons verlangen? Simon: "We genieten er wel van. Alleen op het moment dat we erover gaan praten, denken we dat we iets concreets willen, dat we doelen - targets - moeten halen. Die gedachte leeft heel erg in deze samenleving. De geschiedkundige Johan Huizinga waarschuwde daar al voor in zijn Homo ludens (1938). Hij vond het onrustwekkend dat het spel almaar aan belang moet inboeten. Daarmee bedoelde hij niet dat er te weinig spelletjes worden gespeeld, maar dat het spelelement van het leven gewoon niet meer onderkend wordt. Het leven is niets anders dan een spel. Het doel is altijd bijkomend. Het is altijd een verzonnen doel want onze wil is niet te bevredigen."

Simon vergelijkt ons bestaan met een voetbalwedstrijd. "Voetbal is wereldwijd volkssport nummer één. Het doel ervan is scoren en toch nemen we vaak genoegen met een nul-nul, als we maar een mooie wedstrijd hebben gezien. Als het ons echt om het bereiken van het vooropgestelde doel zou gaan, dan zou sjoelen volkssport nummer één zijn. Daarin wordt veel vaker gescoord. Het doel van het spel is niet het winnen, maar het spel zelf. Dat merk je heel goed als je aan een kind wilt uitleggen wat een spel is en hoe het is om te verliezen. Je leert een kind om lol te hebben in het spel, ook als het verliest. Het punt is namelijk: er zijn altijd meer verliezers dan winnaars.

"Wat ik een van de meest intrigerende uitspraken vind, is het zinnetje dat je vaak hoort bij belangrijke voetbalwedstrijden. De bal gaat net naast en dan zegt er iemand: 'Dat zou een prachtgoal geweest zijn, als hij erin was gegaan.' Logisch gesproken is dat een absurde opmerking. Want de bal zat er niet in, er is geen goal, dus hoe zou het ooit een prachtgoal kunnen zijn geweest. Toch is het niet stompzinnig om zoiets te zeggen omdat we allemaal de betekenis van het spel begrijpen. Op dezelfde manier is ons hele leven een prachtgoal die we gemist hebben. We zijn één grote misser. Het doel van ons leven bereiken we niet, ons verlangen valt niet te vervullen. De kunst van de mens bestaat er juist in om van die misser het hele leven te maken. Een mooie misser.

"Laatst zag ik een mooie documentaire over de Palio in Siena. Dat is een paardenrace die elk jaar tussen de verschillende stadsdelen wordt gehouden. Er is een grote rivaliteit. Het spel bestaat uit niet meer dan twee rondjes rennen en het duurt tachtig seconden. Het hele leven in Siena is daar rond georganiseerd. Ze zijn er het hele jaar mee bezig, net als wij met carnaval. Ze maken bloemencorso's, kinderen leren vendelzwaaien. De race markeert ook momenten in het jaar. Er is het moment waarop het paard via een rad aan een stadsdeel wordt toegewezen, er is het moment waarop men een jockey gaat zoeken. De documentairemaker volgt een groep jongeren van 21 uit een stadswijk die 24 jaar geleden voor het laatst de race won. Hun hele leven staat in het teken van Palio, ook al hebben ze het doel - winnen - nog nooit bereikt. Toch is dat niet weggegooid, want hun hele identiteit wordt erdoor gemaakt."

Liefde is een illusie

Een van de allerkrachtigste en meest overrompelende vormen van het verlangen is het verlangen naar de ander. We willen het liefst volledig in elkaar opgaan, alsof we werkelijk één zijn met onze geliefde, onze kinderen, onze vrienden. Ook dat is een illusie, zegt Simon, een verlangen dat nooit vervuld zal worden. "Je blijft altijd vreemden voor elkaar. Het gekke is dat je dat bij je kinderen veel makkelijker accepteert dan bij je partner, terwijl die laatste letterlijk vreemd is in de zin dat hij ook van een andere genetische code is. Als je je kind aan het opvoeden bent, breng je het thuis in de voorstelling die jij van het leven hebt. Tegelijk ben je ervan overtuigd dat dat kind het altijd anders zal zien, omdat het nu eenmaal anders in elkaar zit. Bij een partner accepteer je dat meestal niet. Je weet wel dat je anders bent, maar je bent juist bij elkaar vanwege dat verlangen dezelfde wereld te delen. Je negeert het verschil en dan komt er sleur in een relatie."

Op zo'n moment stoppen mensen er vaak mee en dat is op zich nergens voor nodig, zegt Simon.

"Sleur waarschuwt ons dat we niet dezelfde zijn. Zeker als je jonge kinderen hebt, moet je als ouderpaar een geoliede machine zijn. Het werkt niet als je over alles moet gaan bakkeleien. Je moet een team vormen en dan ligt het gevaar zeker op de loer dat je de ander als een verlengstuk van jezelf gaat zien. De sleur wijst je erop dat je een eigen individuele wil hebt die je door het leven duwt en dat de ander ook zo'n wil heeft die voortdurend aan het willen is. Het zijn geen twee maakbare individuele willen die samen kunnen gaan en tot een mooi luchtkasteel kunnen komen. Sleur is de verveling van de liefde."

Simon beschrijft in zijn boek hoe hij op een zondagmiddag door het keukenraampje ziet hoe zijn vrouw samen met de kinderen de herfstbladeren bij elkaar veegt. Meteen overvalt hem de ondragelijke gedachte dat ze deze ervaring nooit echt zouden delen. "Al zouden de kinderen een scherpe herinnering overhouden aan deze kleine gebeurtenis, of deze middag op de grote hoop van hun zorgeloze jeugd vegen (...) ze bleef hooguit verdeeld over de vier individuele perspectieven (...). Dat is wat ik zag: dat dichterbij dan dit nooit gaat. We naderen het bestaan van een ander nooit meer dan door een venster."

"We hebben nooit dezelfde voorstelling van de wereld", zegt Simon. "En precies daarom is de schaamte zo'n belangrijke gemoedstoestand. Tegenwoordig bestaat er een taboe op schaamte. Dat heeft zijn oorsprong in het idee dat we meer onszelf zouden zijn als we ons niet zouden schamen, als we konden doen wat we echt willen. Tijdens assertiviteitscursussen leren we dat we ons niet moeten schamen, maar dat we juist voor onszelf moeten opkomen. Doodzonde vind ik dat, want ik ben ervan overtuigd dat juist de schaamte menselijke communicatie mogelijk maakt. Schaamte loodst je door de hachelijkste situatie."

Hoe gaat het in zijn werk? "We zijn als mens voortdurend op zoek naar wat normaal is. Dat heeft opnieuw te maken met dat onvermogen om boven jezelf uit te stijgen. Je kunt de wereld niet als een geheel zien en van bovenaf vaststellen wat de norm is. Dat moet je continu aftasten in het handelen zelf. Ik zit hier met jou te praten en ik weet maar een paar dingen van jou. Tijdens dit gesprek ben ik de hele tijd op zoek naar wat voor jou normaal is. Daar probeer ik bij aan te sluiten, opdat ik aan jou duidelijk zou kunnen maken wat ik bedoel.

"Als het schaamrood me naar de wangen stijgt, communiceer ik daarmee dat ik niet weet wat jij normaal vindt, maar dat ik denk dat ik daarvan afwijk en dat ik daar afstand van doe maar dat ik nu even niet anders kan. Schaamtevol gedrag - de rode konen - werkt heel ontwapenend. Het is nooit een aanval en jij vergeeft het me dat ik even niet normaal doe. Dankzij de schaamte kan ik een onderwerp op tafel leggen waarover we nog kunnen twisten. Schaamtevol gedrag is een belangrijk instrument in het gesprek omdat het een geestelijke vrije ruimte tot stand brengt waarin we van mening kunnen verschillen. Zonder schaamte is het meteen definitief: zo is het.

"Nu schaamte een taboe is geworden, is het steeds moeilijker om van mening te verschillen. Daar komt bij: wie vandaag zichzelf niet durft te zijn, loopt weg van de ontmoeting. Hij doet niet mee aan het spel en wordt daarmee letterlijk een spelbreker. Dan is het spel meteen uitgespeeld. In plaats van mensen worden we weer als dieren en vluchten we als we bang zijn. Jammer, want we hadden nu net zoiets moois verworven waarmee we konden overleggen."

Natuurlijk bestaat de vrije wil

In zijn vorige boek En toen wisten we alles ging Coen Simon flink tekeer tegen de claim van de hedendaagse wetenschap dat alles meetbaar en dus 'weetbaar' is.

"Dat is het zwaarste geloof waarin we vandaag zitten. Onze samenleving is volledig afhankelijk gemaakt van het idee dat er altijd een deskundige is die het weet. Zo wordt de hele wereld tot een stelletje leken gemaakt dat beheerst wordt door een beperkt aantal deskundigen."

Niet alleen aan cafétogen en in de media manifesteert dat blinde geloof in de wetenschappen zich, maar ook in de politiek en met name dat laatste vindt Simon bijzonder kwalijk.

"Daar zie je steeds meer dat wetenschap gebruikt wordt als probleemoplossend vermogen. Het woord parlement komt van parler, praten. Het doel van de politiek is al pratend een oplossing te vinden voor de verlangens die per definitie strijdig zijn in een samenleving. Al pratend moet de politiek tot een voorstelling van de wereld komen waarin we met zijn allen kunnen leven. Wat zie je vandaag?

"De stap van het praten wordt steeds vaker overgeslagen. Is er een probleem, dan wordt de shortcut van de wetenschappen genomen. Men zet er een onderzoeksgroep op, die zoekt het uit en vervolgens komt er een onderzoeksrapport dat als hamerstuk gebruikt wordt in het parlement. Daarmee ondergraaf je de politiek. Het politieke spel wordt niet meer gespeeld."

Dat de politiek zichzelf buitenspel zet, levert twee ernstige gevaren op, zegt Simon. "Ten eerste wordt het volk achterdochtig. Het behoort namelijk altijd tot de leken en begrijpt niet wat de deskundigen doen. Dat heeft niets met domheid te maken, maar met de manier waarop het probleem aan het volk wordt voorgesteld. Een tweede gevaar is dat de wetenschap - die we heel hard nodig hebben want onze hele samenleving is ervan doorspekt en ik zou niet anders willen - verdacht wordt gemaakt. Zeker populistische politici komen alleen maar met die deskundigen aandraven die ze kunnen gebruiken om hun wil door te drijven."

Binnen het wetenschappelijke geloof geldt de breinwetenschapper vandaag als hogepriester. Die zegt dat de vrije wil niet zou bestaan, en ook daar heeft Simon het heel moeilijk mee. "Ik vind het zo'n kinderachtig idee. Als je gaat zoeken naar waar de vrije wil zit in het brein, kun je hem natuurlijk niet vinden. De hedendaagse breinwetenschapper concludeert daaruit dat hij niet bestaat. Maar ik kan aan zo'n hersenwetenschapper meteen zeggen dat hij dagelijks last heeft van zijn vrije wil. Hij mag dan wel overdag in zijn laboratorium zitten aantonen dat hij niet bestaat, als hij 's avonds voldaan naar huis gaat en in de supermarkt in de schappen moet zoeken wat hij wil eten, dan heeft hij meteen weer last van zijn vrije wil."

Het brein is maar een onderdeel

"Er wordt gezegd dat filosofie alleen vragen stelt. Misschien is dat zo, maar die vragen geven antwoorden. Ze laten namelijk zien hoe we over onze wereld nadenken. De rationalist van deze tijd zegt: 'Alle dingen waar we het niet over kunnen hebben, spelen geen rol.' Maar in het dagelijkse leven komt juist dat wat niet geweten wordt - de vrije wil, gevoelens van liefde en geluk, verlangen naar gemeenschappelijkheid - krachtig tot uiting. Het brein is maar een onderdeel van het leven. Een heel belangrijk onderdeel weliswaar. Als je er een kogel doorheen jaagt, gaat het vreselijk mis. Maar je moet niet zeggen dat alles daarin gelegen is.

"De hersenwetenschapper verklaart de liefde helemaal vanuit de oxytocine. Als dat stofje vrijkomt, houden we van iemand. Ik heb het weleens vergeleken met Spaanse vliegen. Dat waren druppeltjes waarvan we als kind geloofden dat je ze in de cola van het meisje dat je wilde schaken kon gooien en dat ze dan verliefd op je werd. Zo puberaal wordt er nog gedacht in de breinwetenschappen, dat de hersenen vol stofjes zitten die eenduidig dingen losmaken."