Direct naar artikelinhoud

Entertainers van de ziel

Op haar lange, gevaarlijke tocht naar het hiernamaals heeft de ziel bescherming, richting, zorg en amusement nodig, zo dachten de Koreanen eeuwenlang. Ze voorzagen hun overledenen daarom van Kokdu, funeraire beeldjes. Voor het eerst zijn die nu in België te zien.

Het verhaal van de Kokdu is ook dat van Kim Ock-rang. Als tiener struinde ze in de jaren zeventig de rommelmarkten en antiekwinkels van Seoel af, op zoek naar iets wat niemand wilde. Dansers, wachters, muzikanten, gidsen en verzorgers. Kleine, houten poppetjes in felle kleuren en gekke houdingen. Eeuwenlang hadden ze de lijkbaren van het gewone volk versierd, elk dorp beschikte over zo'n bont versierde houten draagstoel voor lijkkisten. Kokdu waren een uiting van volkscultuur, met invloeden van taoïsme, sjamanisme en boeddhisme. De elite duldde geen reisgenoten voor haar overledenen. Zij leefde volgens strikte confucianistische regels en gebruikte sobere lijkbaren met alleen symbolen van draken en feniksen.

"De Kokdu", zegt Kim, "bevonden zich in de jaren zestig en zeventig in dezelfde situatie als ikzelf: ze waren wezenloos achtergelaten. In een tijdperk van modernisering en verwestersing werd de door twintig mannen gedragen lijkbaar ingeruild voor een gehuurde begrafeniswagen. En de dood, die altijd een deel was van het leven, bleek uit het moderne bestaan weggegomd.

"Mij trokken de funeraire beeldjes ontzettend aan. Misschien was het omdat ik net mijn vader had verloren. Ik kon het alvast niet helpen, met al mijn zakgeld kocht ik het ene exemplaar na het andere. En tot mijn moeders grote afschuw, stapelde ik ze in mijn kamer op.

"Toen ik ernstig ziek werd, moest ik van mijn zielsgenoten scheiden. Moeder was ervan overtuigd dat ik de dood uitnodigde door hen zo te koesteren. We hebben een kleine opslagplaats gehuurd, ik wilde hen immers onder geen beding van de hand doen."

De kleine loods zou een grote worden. Kim vergaarde niet minder dan 20.000 Kokdu, die in de moeilijke jaren van haar leven haar enige gezellen waren. "Toen ik nauwelijks twintig was, besloot ik tegen de wil van mijn familie in te trouwen met de man van mijn keuze. Het gevolg daarvan was dat mijn verwanten alle banden verbraken. Ik had helemaal niemand meer. Behalve dan de Kokdu. Alleen door urenlang met hen te praten, kwam ik tot rust."

Kim raakte ernstig gedeprimeerd, tot twee keer toe poogde ze er een eind aan te maken. En het waren de funeraire beeldjes die haar redden, zo zegt ze lachend. "Ik heb toen beloofd dat ik hen nieuw leven zou inblazen, op voorwaarde dat zij datzelfde deden met mij."

En zo ging het ook. Midden jaren negentig hoorde Kim van een internationale conferentie van museologen in Seoel. Ze trok er met een paar van haar mooiste stukken naartoe. "Ik was niet uitgenodigd. Kokdu behoorden zogenaamd niet tot onze traditionele cultuur. Low culture was no culture. Aangezien het geen kunstuiting van de Literati betrof, telden ze niet mee.

"De westerse congresgangers zagen dat evenwel anders. Hun enthousiasme was zo groot dat ze me twee jaar later met een selectie van Kokdu naar de VS uitnodigden. De bal ging aan het rollen. Als Amerikanen ergens interesse voor hebben, zo redeneerden de Zuid-Koreaanse media, dan is het vast het berichten waard.

"Er kwamen tal van artikels, die veel reactie oogstten. Sommigen wilden Kokdu schenken, anderen haalden herinneringen op. De media-aandacht kwam bovendien op een moment dat er binnen de hele maatschappij een herwaardering plaatsvond van ons erfgoed. Na decennia van verwoede heropbouw, industrialisering en modernisering, drongen zich steeds meer vragen op over onze eigen identiteit. Wat maakt ons Koreaans, hoe vinden we onze eigen plek in deze geglobaliseerde wereld? Dat is een gezonde ontwikkeling, vind ik. Traditie is het bed waarop we slapen, van waaruit elke vernieuwing moet beginnen."

Ook de overheid kreeg interesse. In 2010 opende een heus Kokdu-museum zijn deuren, met Kim als directeur. En in de voorbije jaren waren expo's van funeraire lijkbaren en poppen in Londen, Boedapest en Wenen te zien.

Op de tentoonstelling in Brussel zijn 72 stukken geëxposeerd, alsook een kleurrijke lijkbaar. De wachters en gidsen zijn in verschillende stijlen uitgevoerd. Sommigen hebben veel weg van traditionele krijgsheren, anderen lijken verdraaid op politieagenten, compleet met uniform en houten stok. Kim: "Aangezien het om een volks gebruik gaat, waren er geen voorgeschreven regels. De beeldjes weerspiegelden de inzichten van de gewone man, die de politie sinds het begin van de twintigste eeuw vereenzelvigde met kracht en veiligheid."

De ziel van de overledene behoeft niet alleen een gids en wachter, tegelijk moet ze verzorgd en geamuseerd worden om ontspannen in het hiernamaals aan te komen. Daarom wordt ze geflankeerd door dienstmeisjes, trommelaars, acrobaten en boeketten van gesculpteerde bloemen.

Opvallend zijn ook de feniksen en draken, symbolen die werden geleend van de lijkbaren van de edelen, zij het in een speelse variant. De feniks als assemblage van bloemen en vissen, de draak met een vis tussen de tanden. In felle tinten van geel, blauw en rood.

Kim heeft haar belofte aan de Kokdu gehouden. Ze laat hen zelfs de wereld zien. En binnenkort vangt een nieuw avontuur aan. "We experimenteren al een paar jaar met marionettentheater, wat erg goed werd onthaald. Nu willen we een animatiefilmproject lanceren. Moderne technologie gekoppeld aan traditionele iconen, de versmelting van oude en nieuwe vaardigheden, dat lijkt me een vruchtbare combinatie."