Direct naar artikelinhoud

Einde van de romantiek in de Premier League

Thuis winnen van Queens Park Rangers en Manchester City is de nieuwe kampioen in de Premier League, vier jaar na de intrede van geldschieter sjeik Mansour bin Zayed Al Nahyan. De vraag is dan: is succes te koop in de Premier League? Het antwoord: vroeger niet echt, nu zeker en vast. Jan-Pieter de Vlieger

De feiten: in september 2008 kwam ene sjeik Mansour bin Zayed Al Nahyan binnengewaaid in Manchester. Hij loste aan het hoofd van voetbalclub Man City de Thaise ex-premier Thaksin Shinawatra af. sjeik Mansour liet er geen gras over groeien: hij investeerde zwaar in nieuwe spelers, te beginnen bij de Braziliaanse aanvaller Robinho. In vier seizoenen investeerde de Abu Dhabi United Group van Mansour achtereenvolgens 94 miljoen euro, 191 miljoen, 155 miljoen en 127 miljoen euro aan transfers. Dit alles uiteraard na het vereffenen van 380 miljoen uitstaande schulden. Morgen volgt de return on investment: als City thuis wint van Queen Park Rangers, is het voor het eerst sinds 1968 kampioen in de Premier League.

De titel van geld, zal dat heten, maar Paul Tomkins moet daar om lachen. Hij schreef een boek over geld en de Premier League. Het heet Pay as You Play: The True Price of Success in the Premier League en toont aan dat er altijd een heel rechtstreeks verband is geweest tussen hoeveel een club uitgeeft op de transfermarkt en waar die club eindigt in de rangschikking. Tomkins: "Het is duidelijk dat je in de Premier League geen succes kan halen zonder daar ontzettend veel voor te betalen. Voor het boek heb ik samen met een statisticus de 'Transfer Price Index' ontworpen, een waardering van transfers die simpelweg rekening houdt met inflatie. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat Rio Ferdinand in 2002 meer heeft gekost dan Kun Agüero vandaag."

Rijken worden rijker

"Als je kijkt naar de totale kostprijs van de basiself - rekening houdend dus met inflatie - van een team in de Premier League, dan is dat schrikken: in de eerste helft van de Premier League (1992 tot 2002, red.) konden teams in de top drie eindigen met een elftal dat bij de vijf goedkoopste hoorde. Queens Park Rangers deed dat, net als Norwich City. Vandaag werkt het anders: de top drie is nu haast het exclusieve domein van teams die een basiself hebben die gemiddeld meer dan 150 miljoen pond (187 miljoen euro) kost. Anders gesteld: na de titel van Arsenal in 2004 hadden alle kampioenen in de Premier League een basiself én een kern die tot de drie duurste van de League hoorde. De rijken zijn steeds rijker geworden in de Premier League, daarom hebben clubs als Arsenal en Liverpool het moeilijk om bij te benen.

"Vandaag wordt gezegd dat City zijn succes heeft gekocht en ergens klopt dat. United heeft het in de voorgaande jaren ook gekocht, maar natuurlijk wel met geld dat het zelf genereerde door slimme transfers als Cristiano Ronaldo, David Beckham of Ruud van Nistelrooy. City heeft gewoon een grote hoop cash gekregen die het op geen enkele manier heeft verdiend."

Conclusie van het betoog van Tomkins: de romantiek is dood in het voetbal. Om dat extra te onderstrepen: Man City geeft niet alleen het meeste geld uit aan transfers, het betaalt ook de hoogste lonen. En ook dat is een garantie op succes. Dat blijkt uit het boek Soccernomics van Simon Kuper en Stefan Szymanski. "De spelersmarkt werkt in het voetbal heel efficiënt", zegt Kuper. "Spelers krijgen precies betaald wat ze verdienen, op basis van hun bijdrage tot de prestatie van het team."

De conclusie van het onderzoek is welhaast gruwelijk. Kuper: "In 97 procent van de gevallen is loonkost een juiste voorspeller van de eindklassering. Wie het meest betaalt, wordt kampioen. Wie het minst betaalt, degradeert."

Ook uit de cijfers van Kuper en Szymanski spreekt het einde van de romantiek. Kuper: "Uit het cijfermateriaal blijkt bijvoorbeelde de toegevoegde waarde van een coach als Alex Ferguson. Er zijn twintig ploegen in de Premier League, dus een gemiddelde club spendeert 5 procent van de totale loonkost in de Premier League. Man United heeft daar altijd boven gezeten, maar nooit heel erg veel. In het seizoen 1995-96 spendeerde Man United 5,8 procent en won het de titel. Van 1991 tot 2010 was de gemiddelde positie van United in de Premier League 1,8 voor een loonkost van maar 6,8 procent. Een uitzonderlijke prestatie. Ferguson dankte dat aan de Beckhamgeneratie, die presteerden als sterren maar bleven relatief onderbetaald."

Oliegeld

Een strategie die in de twee helft van de Premier League niet houdbaar bleek. Kuper: "Manchester United bleef die gemiddelde positie van 1,8 handhaven, maar nu met een loonkost van 9 procent van het Premier Leaguetotaal. Dat kon niet anders, door het oliegeld dat Chelsea en Man City toegeworpen kregen. In 2010, het laatste jaar in onze database, had Chelsea bijvoorbeeld een loonkost van 16 procent. Die van Manchester City dit seizoen is nog niet bekend, maar aangenomen mag worden dat die nog hoger ligt. Had Ferguson hen dit seizoen geklopt, had hij de economische logica van het voetbal andermaal op haar kop gezet."