Direct naar artikelinhoud

Voorzichtig herstel, maar jobs blijven achter

Het ondernemersvertrouwen is flink gestegen tegenover zes maanden geleden, maar toch is het nog te vroeg om van een duurzaam herstel te spreken. Ook de jobmotor slaat nog niet aan, zo zegt het VBO.

Ongeveer 53 procent van de bedrijfssectoren verwacht een verbetering van de economische activiteit voor de volgende zes maanden. Dat is het hoogste aantal in zeven jaar. Vooral bij de dienstensectoren en in de bouw heerst er terug meer optimisme. Dat blijkt uit de halfjaarlijkse conjunctuurenquête van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), gebaseerd op een rondvraag bij zijn leden.

Maar het VBO waarschuwt in één adem voor misplaatste euforie: de voorbije jaren was de toegevoegde waarde immers al zo sterk gedaald dat een verdere daling in veel sectoren niet realistisch was.

Vooral status quo

Gaat het beter met hun orderboekje, dan zijn onze Belgische ondernemers veel minder positief over de arbeidsmarkt. Amper 10 procent van de sectoren (grafische industrie en ICT) verwacht aan te werven, de overige 90 procent rekent op een status quo (handel, uitzendsector) of een verdere daling (bouw, industrie).

De voorbije jaren kwamen er in België nog banen bij, maar dan vooral in de segmenten waar de overheid subsidieert. "Tussen 2007 en het vierde kwartaal van 2012 groeide het aantal banen in de niet-marktsector met 163.500, terwijl de marktsector slechts 6.900 jobs creëerde", signaleert VBO-hoofdeconoom Geert Vancronenburg. De niet-marktsector omvat onder meer de overheid, het onderwijs, de gezondheidszorg en de jobs die te danken zijn aan dienstencheques.

Duur crisis

Bovendien hangt de creatie van nieuwe jobs af van de duurtijd van de economische crisis. Dat blijkt uit een studie van het Leuvense onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Hiva. Dat berekende dat in de beginjaren van de crisis (2008-2009) de jobcreatie een stuk hoger lag dan in de tweede economische dip (2011-2012).

In de eerste twee jaren werden nog 198.000 banen gecreëerd, in de tweede periode waren er dat slechts 187.000.