Direct naar artikelinhoud

Elite koopt haar kandidaten

Niet meer dan 158 Amerikaanse families schonken tijdens de voorverkiezingen zowat de helft van al het campagnegeld aan de presidentskandidaten. Ondanks de superdiverse samenleving dreigen de VS een plutocratie te worden waar een superrijke elite kandidaten 'koopt'.

Weinig Amerikanen kennen de invloed van Dan en Farris Wilks. Toch zijn deze Texaanse broers en hun echtgenotes, Jo Ann en Staci, met bijna 14 miljoen euro campagnegiften de grootste donoren van de eerste fase van de Amerikaanse presidentscampagne. De familie Wilks verdiende haar fortuin, geschat op enkele miljarden dollars, in de omstreden schaliegaswinning. Vandaag grootgrondbezitters van ranches in Texas en de westelijke staten Montana en Idaho financieren ze vooral de ethisch-conservatieve agenda van Republikeins presidentskandidaat Ted Cruz.

Zoals de Wilks zijn er 158 steenrijke families die samen ruim 160 miljoen euro hebben geschonken, goed voor zowat de helft van de tot dusver ingezamelde campagnegelden in deze voorverkiezingen, leert een onderzoek vanThe New York Times.En daar houdt het niet op. De meeste families wonen rond slechts negen steden, dikwijls in dezelfdegated communities- ommuurde villawijken zoals het private eiland Creek Village nabij Miami, waar een private bewakingsfirma 35 huizen rond één golfterrein beschermt.

Dure cognac

De invloedrijkste 'buurt' in deze campagne is River Oaks, een exclusieve villawijk van Houston. Liefst acht families die Republikeinse kandidaten financieren wonen er rond één en dezelfde countryclub, waar ze gezellig samen golfen, kaarten en dure cognac drinken. De McNair-familie, wier pater familias Bob fortuin maakte in de energiesector en eigenaar is van de Houston Texans in de National Football League, zette er bijna 2 miljoen euro in op enkele Republikeinse kandidaten. Op een steenworp van die McNair woont Hushang Ansary. Ooit Iraans ambassadeur in de VS, voor de coup van ayatollah Khomeini, schonken hij en zijn vrouw bijna 2 miljoen euro aan Jeb Bush, in de (intussen al vergeefse) hoop dat hij president zou worden en het nucleaire akkoord met Iran zou terugschroeven.

Conservatieve donoren zoals de familie van IT-tycoon Darwin Deason (bijna 5 miljoen euro in deze campagne) komen dan weer dikwijls samen op tweejaarlijkse fondsenwervingsdiners, onder hoede van de broers Charles en David Koch van de gelijknamige industriegroep. Doel van hun grootschalige giften: wetgeving in hun voordeel beïnvloeden, door bijvoorbeeld lagere belastingen en milieuregels te eisen.

Van de Republikeinse kandidaten krijgen Ted Cruz (via zijn Texaanse connecties) en Marco Rubio (via Wall Street en Florida) de meeste steun van de financiële elite. Topkandidaat Donald Trump spreekt grotendeels zijn eigen fortuin aan en begint nu pas ruimer geld te werven.

Enorme kloof

Ook de Democraten zeggen geen nee tegen de rijkste families. Zo is Hillary Clinton de belangrijkste begunstigde van de Democracy Alliance, een netwerk van liberale financiers uit Hollywood en Wall Street. De bekendste donoren zijn filantroop George Soros en zijn zoon Jonathan, die haar één miljoen dollar schonken. Bernie Sanders is de enige kandidaat die zich op de borst kan kloppen dat hij enkel geld krijgt van kleine, individuele, donoren - een van de redenen waarom hij op de linkerflank van zijn partij goed scoort.

Het is van de Nixon-jaren, begin jaren 70, geleden dat zo weinig families zo veel geld in een campagne pompten in de hoop de latere besluitvorming van het Witte Huis te beïnvloeden. Het democratisch deficit is wel groter dan toen. Hun plutocratie wordt geleid door blanke, oudere mannen die in schril contrast staan met de superdiverse samenleving die de VS zijn geworden.

Ook economisch is de kloof tussen megadonoren en kiezers historisch groot. De inkomensongelijkheid tussen de rijkste 1 procent en de 120 miljoen huisgezinnen is sinds 1979 alleen maar exponentieel gegroeid. Het wordt interessant om te zien of de kandidaten met de grootste familiefortuinen dit verkiezingsthema durven aan te kaarten.