Direct naar artikelinhoud

Haïti was al historische catastrofe

Haïti is niet alleen het slachtoffer van een natuurramp, zegt Mark Danner, maar vooral van een historische catastrofe. En die is het werk van mensen. ‘Alleen buitenlandse hulp kan beterschap brengen’, zegt hij, ‘maar die hulp zal weinig opleveren als er niets gedaan wordt aan de oorzaken van de Haïtiaanse ziekte.’

Lang voor de aardbeving als een wraakgod toesloeg, kende de wereld Haïti als een gepijnigd land. Het armste van het westelijk halfrond. Een van de armste van de planeet. Voor buitenstaanders was de ongelooflijke ellende van Haïti vanouds een bron van fascinatie, verbijstering en ontzag. Maar de pijn van Haïti is niet mystiek. Er is geen onontkoombare vloek die het land achtervolgt. Het lijden van Haïti was al voor zijn onafhankelijkheid het werk van de mens, niet van de duivel. Zelfs het grote aantal slachtoffers van de huidige natuurramp houdt direct verband met de corruptie en de zwakte van de Haïtiaanse staat, een staat die voor roof en plundering gemaakt lijkt. Alleen een dynamische en zelfs heroïsche buitenlandse hulp kan beterschap brengen. Maar die hulp, hoe vrijgevig ook, zal weinig opleveren als er niets gedaan wordt aan oorzaken van de Haïtiaanse ziekte, oorzaken die door de mens gemaakt zijn.In 1804 riep de Republiek Haïti haar onafhankelijkheid uit. Het was een bijna onvoorstelbare triomf. Honderdduizenden Afrikaanse slaven hadden van Saint-Domingue, zoals het land toen heette, de rijkste kolonie van de wereld gemaakt, een enorm productieve slavenfabriek die tonnen en tonnen suikerriet produceerde, het belangrijkste marktgewas van de achttiende eeuw. Voor het Frankrijk van voor de Revolutie was Haïti een onuitputtelijke melkkoe. Generatie na generatie vertrokken de tweede zonen van de grote Franse familie naar Saint-Domingue om er suikerplantages te leiden, zich met Afrikaanse slavinnen te amuseren en hun fortuin te maken.Zelfs naar de maatstaven van die tijd was het leven op de suikerrietvelden van Saint-Domingue gruwelijk brutaal. De slaven stierven jong en massaal. Ze hadden weinig kinderen. Hoe meer suiker en koffie de kolonie exporteerde, hoe meer verse Afrikanen ze invoerde. Toen in 1791 de grote slavenopstand begon, was het grootste gedeelte van het half miljoen zwarten in Afrika geboren, sprak het Afrikaanse talen en aanbad het Afrikaanse goden.In een ongelooflijk complex conflict dat tientallen jaren duurde, versloegen de Afrikaanse slaven, aangevoerd door legendarische leiders als Toussaint Louverture en Jean-Jacques Dessalines, drie westerse legers, met inbegrip van dat van de toenmalige supermacht, het Frankrijk van Napoleon. In een steeds woestere oorlog - “Verbrand huizen! Hak hoofden af!” was de slagzin van Dessalines - vermoordden de slaven hun blanke meesters of verdreven ze hen van het land.Toen Dessalines op 1 januari 1804 de Haïtiaanse vlag schiep door het witte middenstuk uit de Franse driekleur te scheuren, bereikte hij wat Spartacus niet had gekund: hij had de enige succesvolle slavenopstand uit de geschiedenis naar de overwinning geleid. Haïti werd de eerste onafhankelijke zwarte republiek ter wereld en de tweede onafhankelijke natie van het westelijk halfrond.

Menselijk vee

Helaas keek de eerste onafhankelijke republiek, die van de Verenigde Staten, ondanks haar revolutionaire geloof dat “alle mensen gelijk geschapen zijn”, met afschuw, minachting en angst naar het volk dat zichzelf had bevrijd. Voor alle grote westerse handelsmachten, die veel van hun welvaart aan slavenarbeid dankten, was Haïti een afschrikwekkend voorbeeld van vrijheid die te ver ging. De Amerikaanse slavenhouders waren doodsbang dat het vuur van de Haïtiaanse revolte hun eigen menselijke vee zou aansteken.Daarom weigerden de Verenigde Staten bijna zestig jaar lang om Haïti te erkennen. (Abraham Lincoln deed het eindelijk in 1862). Samen met de koloniale machten beloonde Amerika de zegevierende slaven van Haïti met een verstikkend handelsembargo - en met de eis van gigantische herstelbetalingen aan de vroegere koloniale meester. De vrijheid die de Haïtiaanse slaven met de wapens hadden veroverd, moest in klinkende munt afgekocht worden.De nieuwe natie, met haar verbrande velden, haar geplunderde landhuizen op de plantages, haar door een apocalyptische oorlog verwoeste steden, werd verpletterd door de last van astronomische herstelbetalingen die haar economie meer dan een eeuw lang in een wurggreep hielden. In dat duistere naspel van de oorlog, in de schaduw van isolement en minachting, ontstond het unieke politieke stelsel van Haïti, een vervormd spiegelbeeld van de koloniale slavenmaatschappij.

Nieuwe machthebbers

De blanke kolonisten maakten plaats voor nieuwe machthebbers, voornamelijk legerofficieren. Binnen de heersende klasse ontstond snel een bittere rivaliteit tussen zwarten en halfbloeden, maar beide groepen deelden dezelfde brandende ambitie: het onafhankelijke Haïti zo snel mogelijk leegplunderen.De blanken hadden het land met de dwangarbeid van slaven geëxploiteerd. Maar de slaven waren soldaten geworden en de overlevenden eisten als beloning een deel van de rijke grond waarop zij gezwoegd en geleden hadden. Kort na de onafhankelijkheid werden de meeste grote plantages dan ook onder gewezen slaven verdeeld. Haïti werd een land van kleine boeren die op het afgelegen platteland veel van hun Afrikaanse taal, godsdienst en cultuur behielden.Omdat het land onder de boeren was verdeeld, konden de nieuwe heersers geen grootgrondbezitters worden, zoals de blanken. Ze volgden dus een omweg en vochten om de controle van de instelling die de opbrengst van de grond kon belasten: de staat. Terwijl de bevrijde slaven op hun velden werkten, ging de elite via de belastingen met de vrucht van hun arbeid aan de haal. Zo leefde de koloniale filosofie op een vervormde manier verder: regeren had niets te maken met de opbouw of de ontwikkeling van het land, maar alles met de uitbuiting van zijn rijkdom. “Pluk de kip”, zei Dessalines, nu Keizer Jacques I. “Maar zorgt dat ze niet schreeuwt.”In 1806, twee jaar na de onafhankelijkheid, werd de keizer omgebracht door een groep officieren. De Haïtiaanse geschiedenis werd een ingewikkeld verhaal van intriges en machtsstrijd, vaak tussen zwarten en halfbloeden. Nooit was er een legitieme opvolging, nooit een loyale oppositie. Politiek was een geïmproviseerd bloedbad. Chaos wisselde af met tirannie. Hoe groter de onzekerheid van de macht, hoe groter de haast om te plunderen. In 1915 keerden de blanken terug. De Marines van de VS kwamen aan land om de betaling van de oorspronkelijke schuld af te dwingen en een einde te maken aan een bijzonder brutale machtsstrijd. De onrust in Haïti leek opeens een bedreiging voor de Amerikaanse belangen, want de Eerste Wereldoorlog was begonnen en Duitsland smeedde duistere plannen in het Caribische gebied. Tijdens de bezetting, die bijna twintig jaar duurde, legden de Amerikanen wegen aan, bouwden ze bruggen en centraliseerden ze de Haïtiaanse staat. Ze stuurden Haïtianen overzee om landbouwkunde en geneeskunde te studeren, in de hoop een stabiele middenklasse te scheppen.Maar toen de Marines vertrokken, was het oude systeem nauwelijks veranderd. Het Haïtiaanse nationalisme, geërgerd door de terugkeer van blanke meesters die Haïtianen hadden gedwongen om wegen aan te leggen, leidde tot de noiristische beweging die in 1957 François Duvalier voortbracht, de meest briljante en bloedige dictator die Haïti heeft gekend. Duvalier, die tienduizenden mensen vermoordde, wist handig van de Amerikaanse angst voor het communisme tijdens de Koude Oorlog te profiteren om zich door de VS te laten tolereren.Op het tijdperk-Duvalier, dat eindigde toen zoon Jean-Claude in 1986 werd verdreven, volgde een nieuwe periode van chaos. In amper 25 jaar heeft Haïti ettelijke staatsgrepen gekend, verscheidene revoluties, een handvol verkiezingen (geschorst, vervalst en een enkele keer eerlijk), een tweede Amerikaanse bezetting (met nog minder blijvende gevolgen dan de eerste), en een dozijn Haïtiaanse regeerders. De grond levert alsmaar minder geld op, want overproductie en een gebrek aan investeringen hebben de vruchtbare bodem geërodeerd. De inkomsten uit de landbouw zijn grotendeels vervangen door buitenlandse steun - onder de Duvaliers werd Haïti de kampioen van de ontwikkelingshulp. Enkele projecten hebben blijvende resultaten opgeleverd, de meeste hebben alleen hun eigen belang gediend of waren zelfs contraproductief. Allemaal hebben ze, door de verantwoordelijkheden van de machthebbers te willen overnemen, bijgedragen tot het voortbestaan van de roofstaat.

‘Domme dood’

Hoe oorverdovend het kabaal van het lijden van Haïti ook is, op de achtergrond horen we nu al een vertrouwd muziekje. Haïti moet herboren worden. Zoveel lijden, zo dicht bij de kusten van Amerika, is onaanvaardbaar. Ik hoorde op de televisie een correspondent verbijsterd vertellen over een “domme dood”, een dood die met medische hulp voorkomen had kunnen worden. “Het hoefde niet te gebeuren”, zei hij. Wat hij niet zei, had elke Haïtiaan hem kunnen vertellen: ook de dag daarvoor, en daarvoor, waren honderden Haïtianen een “domme dood” gestorven, en in de voorbije eeuwen vele duizenden meer.De Haïtianen, alfabeet of niet, kennen hun geschiedenis en hebben een sterk politiek besef. Ze zijn onafhankelijk en trots. Ze zijn zich scherp bewust van hun unieke situatie. Ze hebben een traditie van heroïsme. Ze weten dat zij bijzonder zijn en dat ook zullen blijven - je merkt het aan het Creools dat op het platteland gesproken wordt en aan de voodoo, de sporen van Afrika die de eerste generatie van revolutionairen meebrachten.De Haïtianen zijn opgegroeid in een permanente strijd om eigenheid en macht. Het land heeft altijd een sterke aantrekkingskracht uitgeoefend op buitenstaanders, die vaak niet beseffen dat zij bijdragen tot het status-quo. Het begint meestal met goede bedoelingen en daarna blijft er weinig van over - zoals van de verwoeste bruggen die over het land verspreid liggen, schaarse sporen van de Amerikaanse bezetting van bijna een eeuw geleden.Wat zou dan wel een verschil kunnen maken? Om te beginnen zou Amerika zijn markten kunnen openstellen voor Haïtiaanse landbouwproducten en goederen. Het zou de voorwaarden van het veelbelovende handelsverdrag uit 2008 kunnen verruimen en permanent maken. Dat zou Haïti niet van de ene dag op de andere veranderen, maar het zou een duurzaam engagement van de Amerikaanse boeren en industriëlen inhouden. En terwijl Haïti zich herstelt, zou het vaste banen, investeringen en inkomsten krijgen.Vervolgens zouden de VS en de andere donorlanden formeel kunnen beloven dat de enorme bedragen die weldra naar het land zullen vloeien niet naar buitenlanders maar naar de Haïtianen zelf zullen gaan. En niet alleen naar de aannemers en bouwbedrijven maar naar de arbeiders, die een redelijk loon moeten verdienen. Wanneer de hulp veel mensen in plaats van een kleine groep ten goede komt, zal de macht misschien niet langer het monopolie zijn van de regeerders en van welmenende maar te vaak inefficiënte liefdadigheidsorganisaties. Het grootste geschenk dat de wereld de Haïtianen, alle Haïtianen, kan geven, is de kans en de taak om hun land te herbouwen.