Direct naar artikelinhoud

Subsidies geven is geen kunst. Beleid vraagt tijd

Sven Gatz is minister van Cultuur.

Beste kunstenaars en andere 'petitioneerders',

ik kan de ontgoocheling van een kunstenaar of een groep kunstenaars die subsidies aanvragen en er geen krijgen ten volle begrijpen, omdat het lijkt op een politieke afwijzing van zijn of haar persoonlijke artistieke expressie. Omgekeerd vraag ik geen begrip voor mijn beslissing om geld dat er niet is, ook niet uit te geven. Dat is het lot van elke minister in tijden van budgettaire krapte. Ja, het geld is nu eenmaal beperkt. Blijkbaar hebben we grote moeite om dat met zijn allen te aanvaarden.

De Vlaamse regering kondigde het de voorbije zomer duidelijk aan: 2015 en 2016 worden moeilijke jaren. Er is geen tot weinig economische groei, de overheid ontvangt daardoor minder middelen en kan er bijgevolg minder uitgeven. Dat is zo voor bijvoorbeeld openbare werken (er worden minder bruggen en wegen gebouwd), voor onderwijs (er is minder geld voor ondersteuning) en zelfs voor welzijn (de wachtlijsten blijven lang). Maar ook voor economie (bedrijven moeten het meer op eigen kracht zien te rooien). En dus ook voor de kunsten, helaas.

Dreigt er dan in de toekomst een tekort aan cultuur in onze maatschappij? Wie vandaag in zijn omgeving, in pakweg een straal van 30 kilometer, even de cultuuragenda raadpleegt, zal met eigen ogen kunnen vaststellen dat er gelukkig heel wat te beleven is. Wellicht meer dan hij of zij kan meepikken of ervaren. De Vlaamse overheid subsidieert vandaag structureel 262 kunstinstellingen en organisaties. Daarnaast werden voor 2015 al 556 projectsubsidies toegekend verdeeld over 264 kunstenaars en 292 organisaties. Ik volg hierbij in de grootst mogelijke mate en binnen de perken van de beschikbare middelen de adviezen van de commissies die de projecten beoordelen.

Ook in de toekomst zullen nieuwe initiatieven zich ontplooien. In deze tijden van besparing houdt de overheid immers nog steeds 95 procent, of 450 miljoen euro, van haar middelen veil voor de ondersteuning van een sterk cultuurbeleid. Is dat genoeg? Dat lijkt wel een abstracte vraag (er is nooit 'genoeg'). Mag het iets meer zijn? Jazeker, als het kan.

Dat is ook de reden waarom ik in de toekomst meer wil inzetten op aanvullende middelen voor de cultuursector. Subsidies moeten behouden blijven. Maar daarnaast kunnen, door fiscale aanmoediging, private middelen de kunsten extra ondersteunen.

In mijn visienota kunsten kondigde ik al aan in 2017, niet eerder, door het hervormde en hervormende kunstendecreet een vernieuwd en duurzaam kunstenlandschap te willen realiseren. Horen daar globaal meer middelen bij? Wat mij betreft wel. Zal iedereen meer middelen krijgen? Neen. Iedereen een beetje meer of een beetje minder naargelang de budgettaire context, dat kun je geen beleid noemen. Zullen nieuwe, jonge initiatieven en individuele kunstenaars kansen krijgen? Beslist. Al zal ik zelfs in de beste der werelden nooit alle kunstenaarsaspiraties kunnen honoreren.

Voldoet het huidig kunstenbeleid dan wel aan de verwachtingen? Dat is een maatschappelijke strikvraag. Vraag je het aan de kunstenaars aan wier subsidieaanvraag niet werd voldaan, vermoed ik dat het antwoord negatief is. Vraag je het aan 'de Vlaming' (Belg mag ook), dan krijg je een genuanceerd positief antwoord zoals uit recent onderzoek over cultuurparticipatie is gebleken.

Kan het beter? Altijd. Daar werk ik aan, nog vier jaar lang.

Met de kunstenaars onder jullie ga ik hierover graag verder het gesprek aan. Aan de politici geef ik verder tekst en uitleg in de commissie Cultuur van het parlement.