Direct naar artikelinhoud

Marc Hooghe las het essay van oud-sp.a-minister over welvaartstaat

Ruim een half jaar na zijn defenestratie laat Frank Vandenbroucke opnieuw van zich horen, met een lezing over de toekomst van ons sociaal beleid. Het is een doorwrocht werkstuk geworden, met veel voetnoten en economische simulaties. Maar het document toont ook bijzonder duidelijk aan hoe groot de afstand is geworden tussen Vandenbroucke en de sp.a, merkt Marc Hooghe.

Het pijnlijkste van de tekst is eigenlijk wat er niet in staat. Men zal zich herinneren dat de sp.a drie weken geleden, bij haar nieuwjaarsreceptie, uitpakte met een ambitieus plan voor de hervorming van de pensioenen. Voorzitster Gennez had het toen vooral over de tweede pijler van de aanvullende pensioenen, die per bedrijf of bedrijfstak wordt geregeld. Nauwelijks twee dagen na de receptie hield Vandenbroucke zijn lezing voor het Antwerpse Centrum voor Sociaal Beleid, waarvan de tekst gisteren verscheen. De oud-minister rept hierin met geen woord over de plannen van zijn partij. Of ja, toch eventjes, in één zin: “Men mag niet onderschatten hoe groot de financiële bijdrage van werkgevers moet zijn om via een tweede pijler de vervangingsratio’s significant te verbeteren.” Vrij vertaald: die tweede pijler was negen jaar geleden een zeer goed idee, maar je kunt er ook niet te veel meer van verwachten, dat is gewoon veel te duur. Ook op andere domeinen staan de voorstellen van Vandenbroucke mijlenver af van het officiële standpunt van zijn partij, en hij doet zelfs niet eens de moeite om dat te verbergen. In juli vorig jaar was de breuk tussen Vandenbroucke en Gennez bijzonder pijnlijk, en het ziet er naar uit dat de afstand sindsdien alleen nog maar groter is geworden.

Hoewel de man nog maar 54 is, meet hij zich in deze tekst duidelijk de allure aan van een senior statesman, die het allemaal een beetje vanop een afstand bekijkt. Hij heeft uiteraard gelijk: gelet op de fundamentele onevenwichten in onze sociale zekerheid is het absurd dat we heel veel geld uitgeven aan de fiscale aftrekbaarheid van bijvoorbeeld dienstencheques of kinderopvang. Het zijn immers vooral de hoogste inkomens die hiervan profiteren, en men kan zich afvragen of daar nu de grootste noden zitten. Maar een politicus die vooral denkt aan de komende verkiezingen van 2011 weet natuurlijk ook dat het beperken van de fiscale aftrek voor dienstencheques niet echt een maatregel is waarmee je je populair zult maken. In die zin spreekt hier terug Vandenbroucke-de-academicus, zoals we hem kenden in zijn Oxford-periode tussen 1996 en 1999. Vandenbroucke-de-politicus lijkt verder af dan ooit.Het probleem van sp.a-voorzitster Caroline Gennez lijkt daarmee echter alleen maar groter te worden. Allicht hoopte ze dat Vandenbroucke stilletjes in het behang zou verdwijnen, of nog beter: zou benoemd worden op een of andere prestigieuze post bij de OESO of zo. Dat blijkt echter niet het geval: ook als de man een gortdroge academische tekst aflevert, dan nog haalt dat de voorpagina’s. Op een subtiele manier ondergraaft dat de legitimiteit van de partij, en dan nog net op een thema dat de kern uitmaakt van de sp.a-opdracht, namelijk het vrijwaren van de sociale zekerheid. Minister van pensioenen Daerden (PS) is nog nooit echt in de problemen geraakt door de kritiek van sp.a-fractieleider Bruno Tobback in de Kamer. Binnen de Vlaamse regering zuigt minister-president Kris Peeters zoveel beslissingskracht naar zich toe dat de drie sp.a-ministers te weinig in beeld komen, en al helemaal niet met een agenda voor sociale herverdeling.Vandenbroucke blijft dus in beeld, zeer tot ongenoegen allicht van de sp.a-leiding. Zijn analyse is dan ook stevig onderbouwd, en gaat verder dan alleen maar de noodzaak van bezuinigen en een betere taakverdeling tussen de overheden van dit land - een aspect dat er door de kranten werd uitgepikt. Frank Vandenbroucke blijft een adept van de herverdelingsfilosofie van John Rawls en zijn aandacht gaat dan ook consequent uit naar de zwaksten in de samenleving. Toch probeert ook hij mee te surfen op de golf van collectieve verontwaardiging over de excessieve bonussen bij de banken en de grote ondernemingen. Hij bepleit nu een ‘rechtvaardigheidscode’: ook de hoge inkomens zouden moeten aantonen dat ze wel degelijk een inspanning leveren. Die laatste gedachte is echter niet typisch Rawlsiaans. Voor Rawls is het enkel belangrijk dat we vermijden dat mensen in armoede moeten leven. Als er daarnaast iemand is die een riante bonus van miljoenen euro opstrijkt, dan is dat voor Rawls eigenlijk geen probleem, zolang het risico op armoede daardoor maar niet toeneemt. Vandenbroucke pleit er nu voor om wel consequent die toplonen aan te pakken, omdat de wildgroei in die sector het rechtvaardigheidsgevoel van de bevolking aantast. Maar hij maakt onvoldoende duidelijk hoe hij die optie kan verzoenen met de voorkeur voor een waarden-neutrale staat, die al evenzeer een fundament vormt van de ideologie van John Rawls.