Direct naar artikelinhoud

De mot zit in het dorp

Dit soort Vlaams dorp is dood, de straten zijn leeg, er lijkt niemand in die poppenkastwereld te wonen. Maar het is wel ongelooflijk proper in dat Vlaamse Disneyland

landschap van nu en toen, deel 15 (slot)

Het parcours dat de fotograaf en ik de voorbije drieëneenhalve maand hebben afgelegd was grillig. De chronologie hebben we vaak moeten opgeven, door weersomstandigheden en tijdsdruk. Ook praktische bezwaren speelden vaak een rol. We hadden graag een van de bijna gebeeldhouwde landschappen van Jean Brusselmans erbij gehad, en een Permeke. Misschien was Raveel wel mogelijk geweest. Eén ding hadden we ons voorgenomen: we eindigen met een recent werk. En dat kan, want er worden weer landschappen geschilderd.

Amateurschilders zijn er belangstelling voor blijven hebben, maar in de officiële schilderkunst na de Tweede Wereldoorlog, bij Cobra, popart of de Neue Wilden, was het landschap langzaam weggedeemsterd. Dat veranderde wat met de neo- en hyperrealisten, in wier werk hier en daar weer stadsgezichten opdoken. De laatste jaren is er, samen met de 'heropleving' van de schilderkunst of althans de groeiende aandacht voor het medium - want geschilderd werd er altijd, zelfs toen er een zogezegde malaise was -, weer belangstelling voor het landschap. Soms is het abstract-figuratief en versplinterd, zoals bij Raoul De Keyser (°1930), soms zo sterk uitgesneden dat alleen nog details te zien zijn, zoals bij Bert De Beul (°1961) en Koen van den Broek (°1973).

Ook Luc Tuymans (°1958) zoomt in op zijn dorpsgezicht in Flemish Village: enkele spierwitte huisjes geschaard rond een dominante kerktoren waarvan alleen de onderkant te zien is. Het dorp is niet meteen herkenbaar. Daar is het Tuymans ook niet om te doen. Hij beeldt veeleer het mythische, archetypische en dus onbestaande Vlaamse dorp uit. Flemish Village maakt niet voor niets deel uit van de reeks Heimat, acht schilderijen waarin Tuymans het thema van het Vlaamse nationalisme aanpakt met symbolen als de IJzertoren, een uitvergrote, wazig-bleek geschilderde kop van Ernest Claes (met lege blik) en een van de stok afhangende, nauwelijks herkenbare leeuwenvlag.

Flemish Village is een levenloos dorp, geschilderd op een ijzige, vlakke, nagenoeg onpersoonlijke manier. Tuymans noemt het zelf terecht "een idyllisch dorpje dat getransformeerd wordt tot een kartonnen maquette met irreële kleuren". Het lijkt te bestaan uit kabouterhuisjes met kunstcipressen eromheen. Om het werk 'authenticiteit' te geven heeft de schilder wat geel patina toegevoegd en craquelures in de verf aangebracht. Op die manier speelt Tuymans een complex spel met echt en vals, met heden en verleden. Maar het komt erop neer dat dit soort Vlaams dorp dood is, de straten zijn leeg, er lijkt niemand in die poppenkastwereld te wonen. Maar het is wel ongelooflijk proper in dat Vlaamse Disneyland. Symbolen worden gebruikt tot ze hol en los gezongen zijn van de werkelijkheid.

Tuymans heeft overigens niet naar 'de werkelijkheid' gewerkt. Hij gebruikt wel vaker foto's, stills en reproducties. In dit geval is dat niet anders. Maar het gaat wel om kunst tot de derde macht. De betreffende foto, afkomstig uit een oud nummer van het weekblad ABC, toont immers op haar beurt een schilderij dat een anonieme kunstenaar tussen de twee wereldoorlogen maakte. Dat werk - witte huisjes geschaard rond een kerktoren - hing een beeld op van een romantisch Vlaanderen. Tuymans herneemt de compositie getrouw, maar legt zijn eigen accenten: kiest andere kleuren en een ander formaat, schildert iets grover en werkt de doodsheid van de scène in de hand. Het landschap krijgt door zijn aanpak een totaal andere inhoud.

Het dorpsgezicht in kwestie bestaat nog altijd. Het is een gezicht vanuit de Willem Van Saeftinghestraat in Lissewege, een dorp dat probeert te volharden in zijn archetypische karakter. Het ligt in le plat pays, te midden van restjes polder ingeklemd tussen de uitdijende industriegebieden van Zeebrugge. Honderd meter verder raast het internationale vrachtverkeer voorbij. Maar Lissewege gebaart alsof het gestold is in de tijd. Met namen als Café De Goedendag, Café Sint-Jacobshuis, het Jakob Reyvaertheem en Huyze Saeftinghe. De stoere toren van Onze-Lieve-Vrouw-Bezoeking schittert in het prille lentelicht alsof de kerk net voltooid is, de veertiende-eeuwse vrijheidsheld Van Saeftinghe grijnst vervaarlijk van op zijn sokkel. Maar aan de overkant van de beek, langs het Valerius De Saedeleerpad, liggen tenniscourts, aan de rand van het dorp staan woonhuizen in gele baksteen en met metalen raamkozijnen. De fermettes woekeren, de vrouw van een lokale notabele stapt hooggehakt in haar BMW.

Enkele van de witte huisjes op het schilderij van Tuymans staan te vervallen, de mot zit in het dorp. Rechts in Tuymans' landschap staat inmiddels een villaatje in bruine baksteen.

Het is Vlaanderen, ten voeten uit.

Met dank aan Zeno X Gallery, Antwerpen.

De Morgen confronteerde vijftien weken lang een geschilderd Belgisch landschap of stadsgezicht van vroeger met een foto van nu. Bekende en minder bekende meesters, bekende en minder bekende plekken: van Rubens (Elewijt) over Turner (Dinant) en Spilliaert (Oostende) tot Wouters (Watermaal-Bosvoorde). Op de landschappen hebben we steeds dezelfde redacteur losgelaten, samen met steeds dezelfde fotograaf.