Direct naar artikelinhoud

Schrijver-performer Bart Chabot belijdt zijn liefde voor België in Saint Amour

De liefde bepaalt hoe belangrijk je leven is

'Elke keer opnieuw is het alsof ik voor het eerst op een podium sta', zegt Bart Chabot (°1954). 'Altijd weer is er die spanning. Ook al speel ik maandag de sterren van de hemel, op dinsdag moet ik weer van voren af aan beginnen. Je kunt nooit rusten, nooit achterover leunen.' Als je Chabot ziet praten, geloof je meteen dat hij zichzelf geen lui ogenblik permitteert. De nieuwe editie van het reizende literaire programma Saint Amour heeft met de Nederlandse Herman Broodbiograaf, dichter en rasperformer een onuitputtelijke energiebron in de gelederen.

Jeroen Versteele

'Wij zijn passanten, voorbijgangers zonder veel belang", parafraseert Bart Chabot waar het in veel van zijn gedichten over gaat. Zijn poëzie bestaat uit veelal anekdotisch opgebouwde observaties, dialogen en gedachten. Of zijn teksten nu gaan over zijn ontmoetingen met de dood, met God, met onvatbare natuurelementen of met het lot, de mens is voor Chabot altijd een komisch schepsel vol goede bedoelingen maar zonder echte macht.

"De dood accepteer ik niet als laatste stadium", stelt hij evenwel. "De grote winnaar is het leven. Dat gaat altijd door, in welke vorm dan ook. En de liefde die je voelt tijdens het stukje tijd dat je gegund is, dat geeft het leven zin. Het maakt niet uit voor wie of wat, maar de liefde is de allesbepalende factor die bepaalt hoe belangrijk je leven is. Ik heb mijn vrouw leren kennen op mijn dertigste. Ik was net op tijd. Met de hakken over de sloot. (lacht) We zijn nu 21 jaar getrouwd en we hebben vier zoons, maar ik zal je vertellen: de liefde, dat is niet elke dag staan juichen op tafel. Net als seks, die is ook niet elke keer fantastisch. Het miezert vandaag, in een relatie miezert het ook wel een keer. Soms vriest het zelfs. Maar opeens voel je het weer, alsof je doortrokken bent van haar warme, kloppende hart. Dat is liefde.

"Los van de liefde voor mijn vrouw en kinderen wordt mijn leven bezield door mijn passie voor de rock-'n-roll. Met dat soort liefde was ik veel sneller: op mijn achtste luisterde ik al ademloos naar de Rolling Stones op mijn pick-uppie. Nu nog vind ik rockmuziek de mooiste kunstvorm, veel meer dan poëzie of literatuur. Schrijven vind ik behelpen geblazen. Had ik maar gitaar leren spelen."

On the road

Niet toevallig dus zocht Bart Chabot als jonge schrijver altijd de nabijheid op van de rock-'n-roll. Hij was bevriend met Herman Brood en schreef reisreportages voor het muziekblad OOR, samen met fotograaf en filmmaker Anton Corbijn, nog zo'n illustere naam uit zijn groepjes artistieke vrienden. Geen schouwburg of jeugdclub in Nederland die Chabot niet literair heeft toegesproken, al dan niet in programma's samen met zijn collega's en inspiratoren Jules Deelder, Martin Bril en Jan Mulder.

"Ik hou erg van on the road zijn", brengt Chabot ook een minder glamoureus aspect van het toeren voor het voetlicht. "Vorig jaar was ik te gast in De laatste show. Ik kon kiezen: thuis afgehaald worden of zelf naar de studio in Vilvoorde rijden. Natuurlijk ga ik liever zelf. Dan vertrek ik een paar uur eerder en dan neem ik een kijkje in het centrum van Vilvoorde. De stoepen zijn er hoger dan bij ons. De huizen zijn steniger en hebben kleinere ramen. Elk huis in de straat is anders. En dan de mensen. De Belgische mens is een prettig mens. Ik vind ze gastvrijer, minder opgefokt en agressief dan Nederlanders. Belgen praten zachter en zangeriger. Ik vind het een grote eer om uitgenodigd te worden in België, ook nu weer.

"In de jaren tachtig heb ik veel in België rondgezworven. Dagenlang hing ik rond in plaatsjes als Zoersel en Loppem. Waarom? Je hebt er van die oude luchtmachtbases. Er bestaat niks mooiers dan een verlaten militair vliegveld met een doorgerotte slagboom en een hangar die op instorten staat.

Ik heb zelf ook bij de luchtmacht gezeten, tijdens mijn militaire dienst: je weet dat in de Koude Oorlog van op die banen van drie kilometer lang de meest afschrikwekkende oorlogsvliegtuigen konden opstijgen, volgeladen met biologisch tuig en atoomwapens. Heel raar om daaraan te denken terwijl je door het Zoerselse platteland wandelt. Ik snoof er de sfeer op. Ik beschreef de omgeving. Timide als ik was, liet ik het na om contact aan te gaan met de mensen. Je kunt als schrijver wel je observaties noteren, maar je verhaal komt pas echt tot leven als je dialogen weergeeft met iemand die er toevallig zijn hond uitlaat, of met iemand die het asfalt onderhoudt. Of met de rijkswachter die je vraagt wat je daar komt doen. Dat heb ik niet gedaan. Ik was te onzeker. In die tijd had ik erg veel moeite om contact te leggen. Bij de dingen die ik met Herman Brood gemeen had, hoort onze vernietigende jeugd. Als je als kind een gevoelige aard hebt en je wordt tot in het diepste van je wezen onderuitgehaald, dan word je vernietigd."

Het Den Haag van Couperus

"Ik heb mezelf moeten heruitvinden. Dat heb ik gedaan toen ik 23, 24 jaar oud was. Vervolgens heb ik al mijn onzekerheden, angsten en twijfels laagje voor laagje afgepeld. Dat kon alleen maar door aan het werk te gaan, en daardoor het geloof te krijgen dat ik toch iets kan. Langzaam kom je zo tot het punt dat je een beetje zekerheid opbouwt en beter functioneert. In de eighties kwam ik naar België om mezelf een stuk te verliezen, om het verleden achter te laten en te begraven. Om mezelf kwijt te geraken. Vlaanderen was voor mij een tussengebied tussen het bekende en het onbekende. Ik kwam er in een andere wereld terecht, maar toch begrepen ze me als ik om een patatje vroeg. (lacht) Heel prettig.

"In mijn nieuwe verzameling gedichten, die in september uitkomt, staan mijn twee beste gedichten ooit. Ze gaan allebei over België. Over Wallonië weliswaar, waar ik ook vaak en heel graag kom. Ja, ik ben België zeer toegenegen.

"De essentie van mijn schrijverschap is nieuwsgierigheid. Wat me prikkelt is: de ander. Wat hij doet of beleeft of meegemaakt heeft. In 1987 las ik in de krant dat het enige kunstwerk op de maan, een beeldje genaamd 'Fallen Astronaut', gemaakt was door een Belg, Paul Van Hoeydonck. Te gek, denk ik. Hoe kan dat? Waarom komt de NASA, met alle respect, in godsnaam bij een Belg terecht? Hoe voelt het om een kunstwerk op de maan te hebben staan? Ik moest die man te pakken zien te krijgen. Er was nog geen Google, maar via de Belgische Ambassade in Den Haag lukte het toch. Ik interviewde hem in zijn huis in Wijnegem, een schitterend verhaal. Ontroerend en tragisch. Dat beeld heeft Paul geen geluk gebracht. Hij heeft zijn zoon verloren en dat heeft te maken met dat beeld. Ik heb het verhaal omgewerkt tot een lang gedicht, 'Maanlanding'.

"Ik reis nu veel minder dan vroeger. Mijn nieuwe literaire project is een reeks columns over Den Haag en zijn bewoners. Twee keer per week publiceer ik er een in de Haagse Courant. Alle lof voor mijn vriend en collega Martin Bril, die me op zachte wijze gedwongen heeft om het voorstel van de hoofdredacteur aan te nemen: 'Door de crisis in de branche krijg je er misschien maar wat zakgeld voor, maar morgen bel je die krant en je zegt dat je het voorstel accepteert. Als er iemand in staat is om Den Haag te beschrijven, ben jij het wel. Pak het serieus aan als groot literair project en binnenkort ben je de enige levende auteur die de stad heeft geportretteerd.' En hij heeft gelijk. Na Couperus schreef niemand ooit nog over Den Haag. Het is een gat in de markt.

"Den Haag is bovendien mijn thuisstad, de stad die ik ken en waarvan ik hou. Het is een interessante stad met allerlei pluimage, zoals alle havensteden. Den Haag heeft iets chics, je ziet nog overal sporen van het roemruchte verleden, de ouderwetse grandeur uit de hoogtijdagen en uit de boeken van Couperus. De Hagenees is, anders dan de Amsterdammer, heel nuchter. Er is een groot contrast tussen arm en rijk. Arm wantrouwt rijk als de pest. De armen ironiseren het uiterlijke vertoon van de rijken. Acht jaar geleden hadden we een Olympische prijswinnaar, een zwemmer. 'Ben je nou blij met je gouden stuiver?', riepen ze hem hier toe. De Hagenees relativeert succes. Dat nuchtere heeft mij erg geholpen in mijn werk. Ik ben een dromer, ik ben geneigd om in mijn fantasie te blijven hangen. Dat kun je je hier niet permitteren. Niemand heeft hier geduld met dromers en luchtfietsers. Het zegt de inwoners hier veel meer dat je een stukje in hun krant schrijft, dan dat je een literaire prijs wint. 'Leuk voor jou', zeggen ze dan, 'maar nu weer aan het werk.' Gevolg: je werkt hard, je bent nooit tevreden, je gaat nooit achterover leunen of vluchten in een luxeleventje. Doordouwen! Ook in de geografische ligging van de stad zit dat relativerende ingebakken. Een kwartiertje fietsen en je bent van het poepchique centrum tot aan het strand. Al dat menselijke gedrang is meteen tot nul gereduceerd, want de zee wordt er warm noch koud van."

De schepping herscheppen

"Daarom blijf ik ook hier wonen, in plaats van naar Amsterdam te verhuizen zoals elk beetje schrijver. Ik hok niet graag samen met andere auteurs. De beste kunst wordt niet gemaakt in gezelligheidsverband, maar door eenlingen. Kunst ontstaat altijd op een snijvlak, het introduceert nieuwe accenten of inzichten. En die komen uit een bepaalde geestesgesteldheid die zich niet laat verenigen met het leven in kliekjes rond de Grachtengordel. Daar komt voor het algemeen maar middelmatige kunst uit. Kunst vol compromissen, want je komt elkaar 's avonds weer op café tegen en dan moet het weer gezellig zijn. Je gaat met zijn allen voor een 7+. Terwijl je voor een 11 moet gaan. Je moet hoger dan mogelijk inzetten. In de kunst speel je even voor God. Los van dat God niet bestaat. Je herschept de schepping. Als je een gedicht schrijft, maak je een wondertje. Je maakt iets dat eerst niet bestond. Dat kan niet in groepsverband. In groep kun je gaan wandelen of langlaufen in de Ardennen. Dat is hartstikke gezellig. Maar het lijkt me niet dat Claus of Boon elke dag op café zaten en ondertussen De Kapellekensbaan en Het verdriet van België schreven. Schrijven is keihard werken: op je reet zitten en uren maken.

"Ik schrijf altijd met muziek aan. Van Arctic Monkeys tot Hank Williams. Je plugt er meteen mee in. Ik stel me altijd voor dat die muzikanten met me mee lezen. Ik moet iets schrijven waarvan zij zouden zeggen: 'Well done, Bart'. Ze zijn mijn klankbord, ze bepalen een niveau. Ik wil niet de beste schrijver van Den Haag zijn, ik wil op internationaal niveau werken. Mijn teksten moeten functioneren voor alle mensen, waar ze ook vandaan komen. Ik ben geen don quichot. Als ik dan toch deze inspanning lever, wil ik door zoveel mogelijk mensen gelezen worden. Schrijven is een gebaar, een boek is een handreiking naar de wereld. Als schrijver mag ik me er best rekenschap van geven dat mensen iets aan mijn teksten kunnen hebben. Ik kom op plekken waar mijn lezers niet komen, beleef dingen die zij niet beleven. In alle bescheidenheid, maar het lijkt me een verrijking om daarover te lezen. Als je van rock-'n-roll houdt, veel dichter bij Herman Brood dan via mijn biografie kun je niet komen. Bij Keith Richards kun je zo dicht niet komen. En Herman is stukken interessanter.

De altijd aanwezige dood

"Die prestatiedrang heeft iets te maken met mijn leeftijd, ja. Ik ben er nu 54. Ik heb haast gekregen. Ik kan nog zeker tien jaar mee qua heldere geest. Soms merk ik al dat ik niet meer op bepaalde uitdrukkingen kan komen, of dat mijn geheugen verdwijnt. Dat zijn de eerste tekenen. De drank is de oorzaak. Ik ben beginnen drinken in 1974, toen ik in dienst ging. Daarna heb ik Herman Brood leren kennen, tot zijn zelfmoord heb ik flink doorgedronken. Ik kon gelijk opgaan met hem, dan weet je 't wel. Van mijn jeugd kan ik me bijvoorbeeld niets meer herinneren. In elk geval, ik heb nog tien jaar om mijn oeuvre te vervolledigen. Elk boek moet een zinvolle toevoeging zijn. Met de biografie van Brood ben ik klaar, die staat er als een vierdelig monumentje. Dat is mijn meesterproef geweest. Mijn gedichten zijn ook bijna afgerond: na de nieuwe verzameling in september is het gedaan met poëzie. Dan volgen zes bundels met de columns over Den Haag. Vervolgens wil ik een stap verder en is het tijd voor de roman. Zo heb ik het ingedeeld. Er moet geproduceerd worden.

"De dood is onlosmakelijk met het leven verbonden. Ze is altijd aanwezig. Ook nu. Ik zit altijd met het besef dat het zo afgelopen kan zijn. Veel van mijn helden stierven jong: Jimi Hendrix, Jeff Buckley. Er wordt kort geleefd in de rock-'n-roll. Het is een ongezond vak. Ikzelf drink geen druppel meer sinds november 1993. Wanneer ik mijn gedichten uit het hoofd leer, ijsbeer ik door de kamers. Ik maak kilometers. Ik leef steeds gezonder. Ik ben een marathonschaatser, geen sprinter. Ik ben in alles traag op gang gekomen, maar ik ga steeds sneller. Ik heb het gevoel te branden, niet op te branden zoals vele van mijn vrienden vroeger, ex-junkies die verslaafd waren aan drugs en drank. Bij mij zit de rock-'n-roll meer in de dadendrang dan in de ongezonde levensstijl. Het zit hem bij mij in de passie. In de begeerte, in de honger om wat neer te zetten. Om iets te scheppen, om dat wondertje zich te laten voltrekken. Liefst zo vaak mogelijk. Ik heb nog genoeg brandstof, lont en zuurstof in voorraad. Genoeg om het nog een hele tijd uit te zingen, hier in het ondermaanse."

Jeroen Versteele

'Saint Amour', morgen in de Gentse Vooruit en nog tot 22 februari in schouwburgen in heel Vlaanderen.

De citaten bovenaan op de pagina's komen uit het werk van de deelnemende auteurs

Info op www.begeerte.be.

Het miezert vandaag, in een relatie miezert het ook wel een keer. Soms vriest het zelfs. Maar opeens voel je het weer, alsof je doortrokken bent van haar warme, kloppende hart. Dat is liefde

Bij de dingen die ik met Herman Brood gemeen had, hoort onze vernietigende jeugd. Als je als kind een gevoelige aard hebt en je wordt tot in het diepste van je wezen onderuitgehaald, dan word je vernietigd

In de eighties kwam ik naar België om mezelf een stuk te verliezen, om het verleden te begraven. Vlaanderen was voor mij een tussengebied tussen het bekende en het onbekende

quote 4

Bij mij zit de rock-'n-roll in de passie. In de begeerte, in de honger om wat neer te zetten. Om iets te scheppen, om dat wondertje zich te laten voltrekken