Direct naar artikelinhoud

'Ze moeten ons hier niet' en andere motieven om naar Syrië te trekken

Niemand wordt geboren als jihadist. Waarom kozen jongeren als Jejoen of Brian dan het pad naar Syrië? Waarom raakten zovelen in de ban van Malika El Aroud? Psychologe Anne Speckhard interviewde honderden extremisten, ook in België, en schreef er een boek over. 'Het 'ze moeten ons hier niet'-gevoel komt telkens terug.'

Dat er bij de zeventig jihadisten die vanuit België naar Syrië vertrokken ook bekeerlingen zaten als Jejoen Bontinck en Brian De Mulder, verbaast de Amerikaanse Anne Speckhard niets. "Marokkaanse Belgen vertelden mij zelf dat bekeerlingen zich altijd willen bewijzen in hun groep", vertelt de terreurexperte. "Dat ze het machogedrag van Marokkaanse jongeren gaan omarmen omdat ze niet als watjes willen worden beschouwd. En dat ze, als de kwestie van de jihad opkomt, zich dan ook veel sneller als vrijwilliger melden. En dat ze in die jihad veel driester zijn."

Dat België zich dan afvraagt wat er zal gebeuren als deze jongeren terugkeren uit Syrië, is terecht, zegt Speckhard. Al klinkt ze bezorgd als we haar vertellen dat het huidige Belgische beleid voor 'terugkeerders' een arrestatie en soms ook een veroordeling inhoudt voor lidmaatschap aan een terroristische groepering. "En er is geen verdere behandeling voor deze personen? Dat zou toch de geijkte procedure moeten zijn: voor de rechter verschijnen en daarna een verplichte deradicalisering in een psychologisch programma. Wie zich in Afghanistan bij Al Qaida voegde, of bij Al Shabaab in Somalië of bij het Al Nusrah-front in Syrië, heeft wellicht bommen leren maken en wapens leren hanteren. Maar die persoon is wellicht ook veel extremistischer geworden in zijn hoofd. De geestestoestand van deze jongeren moet worden gebroken. Ze moeten geheroriënteerd worden. En dat kan heel positief uitpakken. Terroristen zijn doorgaans mensen met veel passie. Die moet je proberen om te buigen in de richting van iets nuttigs. In Irak bijvoorbeeld heb ik lang gesproken met ex-leden van Al Qaida die in een deradicaliseringsprogramma zaten van het Amerikaanse leger. Drie van hen proberen nu te voorkomen dat andere jongeren hetzelfde pad als zij volgen."

Anne Speckhard, terreurexperte en professor psychiatrie aan de Georgetown University School of Medicine in Washington, kan met de nodige autoriteit spreken over het onderwerp. Haar boek Talking to Terrorists is een zelden gezien onderzoek naar de motieven van terroristen, jihadisten en extremistische haatzaaiers. De titel is letterlijk te nemen: Speckhard reisde de hele wereld af om te spreken met om en nabij de vierhonderd terroristen. Ze begon haar onderzoek na de reeks terreurdaden die volgden op de aanslagen van 11 september 2001. Er was de gijzeling in het theater van Moskou in oktober 2002, er waren de zelfmoordaanslagen in Casablanca in 2003, die van Madrid in 2004, die van Londen in 2005. Waarom doen terroristen wat ze doen?, vroeg Speckhard zich af. Niemand wordt geboren als terrorist; wat maakt dat iemand zichzelf een bommengordel omgordt? Waarom trekt een jonge moslim, die nooit gewelddadig was en geen wapen van dichtbij had gezien, plots als jihadist naar een ver land?

Speckhard woonde destijds in België, waar ze les gaf aan het Vesalius College bij de VUB. Ze trok naar de achterbuurten van Casablanca waar ze sprak met vrienden van de aanslagplegers. In Israël ontmoette ze 'mislukte' Palestijnse zelfmoordterroristen, in Gaza leden van de Al Aqsa-brigades. In Libanon had ze gesprekken met leden van Hezbollah en in Irak met voormalige aanhangers van Al Qaida in Irak. "Tot ik besefte dat ik niet altijd zo ver hoefde te reizen: in mijn eigen achtertuin zaten heel wat extremisten en terroristen. En iets verder, in Nederland, Frankrijk en Engeland, ook."

En dus trok Speckhard naar geradicaliseerde buurten in Brussel en Antwerpen, sprak ze met leden van de kring rond Malika El Aroud, ging ze op bezoek bij de ouders van Muriel Degauque, de Belgische bekeerlinge die zich in 2005 opblies in Irak. De ontmoetingen in België verliepen niet altijd even vlot, zegt Speckhard. "Wie in Gaza jihadist is, wordt openlijk geprezen, in België ligt dat een beetje anders. Het was niet evident het vertrouwen te winnen van sommige extremisten. Ik vroeg nooit naar namen van leiders of hun affiliatie met bestaande terreurgroeperingen. Voor mijn veiligheid, omdat ik na het interview niet de neiging wilde hebben direct naar de politie te stappen en later moest vrezen voor wraak."

Zo weet ze nog steeds niet wie de Tsjetsjeense man was die de zeventienjarige Marokkaanse Hamid uit Antwerpen binnenloodste in de radicale wereld van het extremisme en jihadisme. Hoogstwaarschijnlijk belandde de jongeman in de groep extremisten rond de Tsjetsjeen Isa A., die eind december 2010 werd opgepakt op verdenking van het ronselen van jongeren voor de jihad in Tsjetsjenië.

"Of hij deze video al had gezien?", vroeg de man hem op een dag in een internetcafé waar Hamid met wat vrienden zat. Een muisklik. Wat volgde was een waanzinnig spervuur van afschuwelijke beelden: verkoolde kinderen, verminkte vrouwen, onthoofde mannen. Drone-aanvallen in Pakistan, bombardementen op Gaza, de oorlog in Tsjetsjenië, telkens weer de gevangenen van Abu Ghraib. En daarover de stem van Bin Laden die de moslims oproept in opstand te komen.

Na afloop barstte Hamid, gechoqueerd door wat hij had gezien, in tranen uit. De Tsjetsjeen ging verder, praatte de volgende dagen en weken op hem in. Dat het zijn plicht als moslim was om iets te doen. Dat een opstand onvermijdelijk was. Dat ze leefden in een land in oorlog. Had hij dat nog niet gemerkt? Hij wist toch wat er met de vrouwen in Bosnië was gebeurd en dat was toch ook niet zo ver? Voor je het weet, zei hij, begonnen al die kafirs ook hier moslims te doden.

Wat volgde was het pad van radicalisering dat talloze jongeren hebben afgelegd in België. Hamid liet zijn beginnende baard groeien, begon zich anders te kleden, vijf keer per dag te bidden. De islam die zijn ouders beleefden was niet puur, kreeg hij te horen. En het ging nog verder: Hamid en de nieuwe vrienden die hij intussen had gemaakt, moesten zich klaarstomen voor de strijd. Zich kunnen verdedigen tegen kafirs. Ze trainden in de Ardennen. Fysieke krachtproeven, maar ook schietoefeningen met luchtpistolen. Soms had de groepsleider een kalasjnikov bij zich, maar daarmee werd niet geschoten. De trainingen waren 's nachts, tussen elf en drie uur.

Een keer hadden ze pech, vertelde Hamid grinnikend aan Anne Speckhard, tijdens een van hun urenlange gesprekken. De pikdonkere chalet in het bos bleek toch bewoond toen ze op het dak sprongen in een poging de andere groep in een hinderlaag te lokken. De inwoners belden de politie. Een aantal kon weglopen, maar Hamid en een vriend klommen in een boom. Daar zaten ze lange tijd, met luchtpistool in de hand en gekleed in lange, islamitische gewaden, terwijl beneden agenten met zaklantaarns de omgeving afspeurden naar inbrekers.

Toen Anne Speckhard Hamid in 2008 in Antwerpen ontmoette, was hij eruit gestapt. Nog steeds salafist, dat wel. Maar het geweld had hij afgezworen en de groep de rug toegekeerd. "Hij vertelde me dat hij als jihadist naar Tsjetsjenië wilde trekken, om daar tegen de Russen te vechten", vertelt Speckhard. "Zijn vader had zijn plannen ontdekt en hem gesmeekt niet te gaan. Het was die emotionele oproep die hem langzaam tot inkeer deed komen. Hamid leerde Arabisch en zocht zelf antwoorden in de Koran. Hij begon vragen te stellen. Aan zichzelf, maar ook aan de leider van de groep. En die kritiek vonden ze in de groep maar niets. Langzaam kwam het tot een breuk. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Telkens als hij hen op straat tegenkwam, werd hij in elkaar geslagen."

Wij-zijgevoel

Tien jaar onderzoek voor haar boek leerde Anne Speckhard dat de gevaarlijke cocktail van terrorisme gebaseerd is op vier aspecten. "Eerst en vooral is er de aanwezigheid van een radicale groepering of terreurnetwerk die geweld promoot. Deze groep moet, ten tweede, volgelingen zien te vergaren voor zijn ideologie en dus het gebruik van geweld rechtvaardigen. Dat kan door het wij-zijgevoel te versterken: wíj moeten vechten voor Allah, zíj zijn de ongelovigen die ons willen vernietigen.

"Ten derde moet er sociale steun zijn. In Gaza bijvoorbeeld zal die wellicht komen van 90 procent van de bevolking, in België ligt dat cijfer een stuk lager. Maar de steun stijgt als je in bepaalde subculturen gaat kijken. De sociale steun bepaalt niet alleen hoe groot de vijver is waaruit rekruteerders kunnen vissen, maar ook hoe gemakkelijk rekruten de ideologie zullen overnemen. In Gaza zag ik een foto van een oude vrouw met een raketlanceerder op haar schouder: kinderen die ginder deze foto zien, zien hun oma die gewelddadig gedrag goedkeurt. Sociale steun die over heel de gemeenschap en alle generaties is verdeeld, is veel sterker."

En dan is er het vierde aspect, het individuele niveau. "Hoe groot de kans is dat een individu zich overgeeft aan gewelddadig gedrag binnen een terreurbeweging hangt sterk af van de plaats waar hij leeft. In een conflictgebied draait alles om trauma en wraak. In Palestina of Tsjetsjenië bijvoorbeeld kent iedereen wel iemand die werd gemarteld of gedood. De mensen moeten er iedere dag door checkpoints, posttraumatische stress is er een doorsnee-aandoening.

"Dat alles speelt niet in een land als België. Daar wordt niet aan de lopende band gedood of gemarteld. Maar om individuen te lokken, hanteert de groepering hier een ander discours. Zoals bij Hamid laten ze jongeren de ergste beelden zien uit conflictzones. 'Dit is hoe het Westen de oemma (de islamitische geloofsgemeenschap, AE) behandelt', zeggen ze dan. Ze wekken bewust een secundaire traumatisering op, de psychologische traumatisering die verschijnt door empathie met een traumaslachtoffer."

Die combinatie van secundaire traumatisering en identificatie met slachtoffers elders is een bijzonder sterk elixir voor criminele of drugsverslaafde jongeren, stelt Speckhard. Drugs, misdaad en gebroken gezinnen worden vervangen door een broederschap van extremisten dat zich ontfermt over de moslimfamilie, in de breedste zin van het woord. De strikte religieuze regels vormen een structuur en zorgen voor een gezonde levenswijze, waarin alcohol noch sigaretten of drugs een plaats hebben. Tot de familie van je vraagt om naar de jihad te trekken. Of die oproep vanuit een conflictgebied gebeurt door jihadisten van het Al Nusrah-front in Syrië of hier rechtstreeks wordt gedaan in een moskee of achterafzaaltje, maakt niet veel uit.

Speckhard: "In een land als België wordt ook heel sterk ingespeeld op het discriminatiegevoel. Op het 'ze moeten ons hier niet'-sentiment." De psychologe vertelt dat ze in de jaren dat ze in België leefde, verbaasd en geschokt was over de verhalen van uitsluiting en uitzichtloosheid die ze te horen kreeg van jonge Marokkanen. "De een na de ander zei tegen me dat hij steevast werd geweigerd aan de deur van dancings. Can you imagine that? Hier in de VS zou de ene rechtszaak na de andere opgestart worden, in België wordt dat zomaar geaccepteerd."

Die gevoelens mogen niet zomaar opzij worden geschoven als futiel, meent Speckhard. Ze moeten ernstig genomen worden omdat ze uiterst belangrijk zijn in het radicaliseringsproces. "Cultuurkloven, vervreemding, marginalisatie, een negatief zelfbeeld door discriminatie, etnische haat en zelfhaat zijn overvloedig aanwezig binnen deze populatie die leeft tussen militante jihadistische ideologieën en terroristische aanstokers die een positief zelfbeeld bieden met daar tegenover een haat voor de gastcultuur", schrijft ze in Talking to Terrorists. "En als vooral jonge mensen een overweldigend gevoel hebben ergens niet bij te horen, is er een gevoeligheid voor extremistische ideologieën en groeperingen die avontuur bieden, een identiteit en het gevoel erbij te horen, gebaseerd op haat en geweld."

Tot inkeer

Toch wordt de stap naar geweld zelden gezet in België en trekt in verhouding een erg klein deel van geradicaliseerde moslims naar een conflict om er mee te doen aan de jihad of een zelfmoordaanslag te plegen. Veel extremisten, vooral degenen die ze in Europa sprak, zeiden tegen Speckhard dat ze net toen ze op het punt stonden terreurdaden te plegen tot inkeer kwamen. Maar dat betekent niet dat ze zich van het extremistische gedachtegoed afkeerden. "En die personen blijven kwetsbaar. In de toekomst gaan ze mogelijk alsnog over tot geweld."

Iemand als Nabil bijvoorbeeld blijft een risico vormen, stelt Speckhard. Nabil is een jonge Rwandees die zich had bekeerd tot de islam en behoorde tot de groep radicalen die zich ophielden in het Centre Islamique Belge van sjeik Bassam Ayachi in Sint-Jans-Molenbeek. Dat is dezelfde moskee die ook bezocht werd door de moordenaars van de Afghaanse anti-talibanleider Ahmed Shah Massoud, die op 9 september 2001 werd opgeblazen. De daders hadden Belgische paspoorten. Op zijn negentiende was ook Nabil bijna weg, naar Palestina om er te vechten tegen de Israëli's. Geen zelfmoordactie, wel de gewapende jihad. Van politiek had hij geen kaas gegeten, laat staan dat hij de geschiedenis van het conflict kende. Wat hij wel wist, was dat zijn broeders ginder hulp nodig hadden, vertelde hij tegen Speckhard. Dat hij uiteindelijk niet ging, had te maken met een droom vlak voor zijn vertrek waarin het gebruik van geweld werd afgekeurd. Dat hij zelf niet vertrok, wil nog niet zeggen dat hij alle contact met het milieu heeft verbroken, zegt Speckhard.

Speckhard zegt dat we het gevecht tegen militant jihadistisch terrorisme kunnen winnen, maar dat daarvoor eerst inzicht nodig is in het wanneer, waar, waarom en hoe van terroristische trajecten. Dat toestanden als discriminatie en armoede niet zomaar mogen worden genegeerd in geradicaliseerde omgevingen. En dat het gevecht moet worden aangegaan tegen de emotionele manipulatie van haatpredikers. "We moeten zo slim zijn als zij en op dezelfde emotionele manier niet-gewelddadige oplossingen naar voor schuiven."

Anne Speckhard, Talking to Terrorists:Understanding the Psycho-Social Motivations of Militant Jihadi Terrorists, Mass Hostage Takers, Suicide Bombers & Martyrs to Combat Terrorism in Prison & Community Rehabilitation, Advances Press, 882 blz.