ZOMERSLAAP
Michaël Vandebril schrijft een gedicht over de voorspelling van de koudste zomer in 200 jaar en de opwarmende kracht van poëzie. Vandebril (41) debuteerde vorig jaar bij De Bezige Bij Antwerpen met de tweetalige poëziebundel Het vertrek van Maeterlinck waarmee hij meteen de jongste Herman de Coninck Debuutprijs wegkaapte.
grassprieten lichten op het zand is geel / de takken /
van een boom wiegen enkele vogels in slaap een sprinkhaan /
wordt een krekel / de lucht trekt open ik lig op de grond
de aarde zuigt aan mijn / armen en benen / ik richt me op
en ontbloot mijn voeten ik wil schijnen / als een zon schreef ik
maar ik weet wel beter de planten groeien trager het beste
van de zomer laat op zich wachten als... ja als wat?
ik zie de zon barsten uit jouw ogen ik leg me in de schelp
van mijn warmste dromen (geen hervormingen in mijn hoofd
geen schoongeveegd plein geen wassend water geen geloof
in lijnen) je zit op het dak en ziet een heldere hemel
ben je bereid om je hart te breken? ben je bereid?
ik bewaar een gedroogde blauwe bloem van je graf met zicht
op de baai van nice vlindervleugels op de trappen (er vallen
gaten in elk wolkendek!) misschien moet ik aan de andere kant
van dit land gaan wonen we zijn altijd meer dan we denken
kom vul de glazen ik kan niet zeggen dat ik je nodig heb maar
ben je bereid om mijn hart te breken? ben je bereid?
(geen mensen op het plein geen vogels in de bomen een hond
blaft een auto rijdt voorbij een hond blaft een auto rijdt) ik
hoor de eerste tram sta op eet poëzie en rol me in zomerslaap
Michaël Vandebril