Direct naar artikelinhoud

'Geen voorrang meer voor co-ouderschap'

We moeten dringend af van de voorrang die co-ouderschap bij echtscheidingen krijgt. Dat zeggen specialisten in koor. 'Het probleem is dat ouders de week-om-weekregeling als normaal zijn gaan beschouwen, terwijl dat niet altijd de beste optie is voor het kind.'

In ongeveer de helft van de echtscheidingszaken waarbij kinderen betrokken zijn, hebben de ouders zogenaamd verblijfsco-ouderschap. Ofwel zijn ze daar zelf, in onderlinge toestemming, toe gekomen. Ofwel, bij conflict, heeft een rechter hen dat opgelegd. Die rechter is sinds 2006 namelijk verplicht om, wanneer ouders er zelf niet uit geraken, de mogelijkheid tot verblijfsco-ouderschap 'bij voorrang' te onderzoeken. Zo staat het letterlijk in de wet.

Die wet kwam er met de beste bedoelingen, want voordien wezen rechters de kinderen bij een echtscheiding bijna automatisch toe aan de moeder. Maar de wet heeft een aantal belangrijke neveneffecten, stelt Sofie Van Assche van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek aan de KU Leuven. Ze kwam gisteren de bevindingen van haar onderzoek voorstellen in het Vlaams Parlement, tijdens een hoorzitting over co-ouderschap. "Sinds co-ouderschap meer en meer de norm werd, zijn ouders die regeling als een soort recht gaan zien. Een recht dat ze niet willen afstaan. Ze voelen het aan als een nederlaag als ze dat niet krijgen", zegt Van Assche.

Onderdeel van de strijd

De 50-50-regeling is uitgegroeid tot een soort fetisj, terwijl die lang niet altijd de beste keuze is voor de kinderen, stelt ook kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen. "Ouders zelf zien verblijfsco-ouderschap steeds vaker als de meest faire afspraak. Voor hen, bedoelen ze dan. Want kinderen en jongeren ervaren dat vaak niet zo. Zo'n week-om-weekregeling heeft vaak een erg grote impact op hun sociaal leven. Zij willen vooral flexibiliteit."

Meer nog, co-ouderschap kan zelfs heel schadelijk zijn als het om een conflictueuze situatie gaat, waarschuwen experten. Zij zien het aantal problematische co-ouderschappen ook stijgen. Van Assche: "Voor de bewuste wet waren het vooral hoger opgeleiden die voor de helft-helftregeling gingen. Mensen die vaak een hoger inkomen hadden. En zij slaagden erin om, ondanks de problemen, toch nog een regeling uit te werken in functie van de kinderen. Maar sinds de regeling voorrang moet krijgen van de rechter, is de groep die co-ouderschap heeft veel diverser. Het krijgen van zo'n helft-helftregeling is onderdeel geworden van de strijd. We zien het aantal ex-koppels met zware conflicten die co-ouderschap hebben zienderogen toenemen. Uit ons onderzoek blijkt ook dat 29 procent, dus bijna een op de drie, van ouders in co-ouderschap niet met elkaar praat. Nooit. Ook niet over de kinderen."

Betere begeleiding

Dus wordt het de hoogste tijd dat de voorrangsregeling weer op de schop gaat, stelt ook advocaat en professor familierecht Charlotte Declerck (UHasselt). "Het idee dat ouders recht hebben op de helft van de tijd van hun kinderen moet eruit. En dat kan niet zo moeilijk zijn, lijkt me. Het is kwestie van de woordjes 'bij voorrang' uit de wet te schrappen. En van een betere begeleiding van ouders bij de scheiding zelf. We moeten hen duidelijk maken dat een helft-helftregeling niet altijd het beste is voor de kinderen."

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) kreeg de vraag naar eigen zeggen al vaker binnen en laat weten dat hij de kwestie ter sprake zal brengen binnen de werkgroep 'werking familierechtbanken'.

►4