Direct naar artikelinhoud

Don't follow leaders, watch the parking meters

Is mijn burgemeester een aap ? Ik denk van niet. Ik weet het niet. En ik beschouwde hem tot voor kort eigenlijk als een redelijk beschaafd persoon, toch vergeleken met zijn voorganger, iemand met al het charisma van een ringmeester in een Bulgaars vlooiencircus.

Maar wat de huidige eerste burger van Brussel wél gemeen heeft met onze vrienden de primaten, is dat hij in zijn vrije tijd graag rotsen beklimt en zich met een zekere regelmaat graag breedvoerig op de borst mag kloppen.

Bijvoorbeeld om te zeggen hoe geweldig zijn geesteskind wel is, het ding dat men in de dagelijkse omgang 'de voetgangerszone' is gaan noemen, maar dat in wezen niets anders is dan een treurige strook beton.

Er liggen daar wat droeve boomstronken te rotten waarop Kabouter Puk nog niet zou willen zitten als hij dakloos was. Er zijn op het grauwe wegdek nog wat restanten te vinden van kleuterachtige patronen die nauwelijks een half jaar geleden met waterverf aangebracht zijn door de verbaasde dwangarbeiders van de stad.

En er zijn al heelder stukken voetgangersland weer terug aan de automobiel geschonken, er rijden opnieuw bussen en taxi's losjes door en ook handige binnen- en buitenlandse 'onwetende' chauffeurs willen de gammele afsluitingen langs beide uiteinden van de zone wel eens straal voorbijrijden. Omdat ze zo lek zijn als een zeef.

Er valt vooral ook geen kwart zak te beleven, in die pretzone, tenzij u een halve hippie die een versleten liedje van Bob Marley staat te verkrachten een belevenis vindt.

Zelf hoor ik dan toch liever wat ouderwetse ambulances langs gieren, maar ook dat kan ondertussen al niet meer zo vlotjes omdat de Stad zelf voor een irritant hindernissenparcours heeft gezorgd dat De Centrale Lanen heet. Tegelijk zijn ook de trouwe gebruikers van het openbaar vervoer nog eens in de zeik gezet omdat buslijnen at random omgelegd zijn, of in tweeën geknipt, terwijl de haltes verplaatst zijn naar plekken waar ze ten minste ongemakkelijk maar vaak ook onvindbaar zijn.

Ondertussen likt Brussel zijn wonden. De inboorlingen - ik maak deel uit van hen sedert de zomer van 1951 - zijn veel gewoon en dragen hun lot dus waardig. Dat behalve de Vlamingen en de Walen nu ook de hele wereld een hekel heeft aan hun stad is wel even slikken, maar anderzijds moet ik zeggen: on s'en fout.

Toch zou het fijn geweest zijn als wij van hier en daar eens een aai over onze bol hadden gekregen. Als de leiders van al die geweldige steden waarvan de naam begint met een A of een G eens gezegd hadden dat ze meevoelden met de mensen hier.

Maar wat kun je verwachten als de nauwelijks verkozenen van de zelfverklaarde hoofdstad van Europa niet eens genoeg empathisch vermogen hebben om hun eigen volk eens op warme wijze toe te spreken?

In de steek gelaten

Tijdens de lockdown van november laatstleden, en tijdens de eerste dagen na Zaventem en Maalbeek, liep ik vaak wat verloren door de straten die Elsene met Molenbeek verbinden. Die van Anderlecht met Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek, Sint-Gillis en Vorst. Straten die in de ogen van de wereld 'Brussel' heten.

Ik kwam er mensen van alle kleur en vorm tegen, die me aanspraken om te melden dat ze zich zo alleen voelden, zo in de steek gelaten door alles en door iedereen.

Maar vooral toch door hun burgemeester - zijn naam ontsnapt me nu even - die er voor de tweede keer in minder dan een half jaar tijd niet in slaagde die enkele woorden te vinden die een beetje meier over zou kunnen hebben voor de burgers van zijn stad.

Dat hij dat niet kan, zou aan zijn karakter kunnen liggen, zegt men, aan de stress, aan de stand van de maan. Ik weet het. Maar er is geen excuus voor. Wie de hoogste verantwoordelijkheid op zich neemt, wie op die troon gaat zitten daar in dat flamboyant gotische speelgoedkasteel aan de Grote Markt van Brussel, is het aan zichzelf en aan zijn bevolking verplicht die warme woorden te vinden op de dagen die er écht toe doen. En 13 november 2015 en 22 maart 2016 waren van die dagen die er écht toe doen. Dat zijn ze voor altijd!

Het stomme stilzwijgen van Monsieur Le Maire vlak na de aanslagen staat in sterk contrast met de onzin die hij anders kwistig rondstrooit wanneer hij zich in zijn hoogst persoonlijke wiek geschoten voelt: de wat uit de hand gelopen vakbondsbetoging van eind 2014 was de schuld van de Antwerpse dokwerkers; de schrijnende toestanden aan het Maximiliaanpark waren de fout van Jan Jambon; de hooligans aan de Beurs - je moest ze zoals ik bijvoorbeeld maar van dichtbij 'On est chez nous' horen zingen om te weten dat ze ook uit Anderlecht en Luik kwamen - waren dan weer te wijten aan Hans Bonte. En aan Vlaanderen "dat zijn uitschot naar de hoofdstad had gestuurd om die te besmeuren", alsof dat nog nodig zou zijn na wat opeenvolgende burgemeesters van Brussel en hun hofhouding al mijn hele leven lang doen met die stad.

Straatvechter

Mijnheer de burgemeester, gesteld dat u dit zou lezen, wat ik sterk betwijfel, dan zou ik vriendelijk doch met enige aandrang willen vragen de woorden 'extremisme' en 'Vlamingen' niet al te vaak meer in een en dezelfde volzin met elkaar te verbinden.

Ik zou u ook aanraden eens een handleiding over de vaderlandse instellingen ter hand te nemen om daaruit te leren dat een burgemeester respect verschuldigd is aan een democratisch verkozen regering. En dat u niet zomaar de regels van de democratie in vraag kunt stellen wanneer ze u en uw partijtje toevallig even slecht uitkomen.

En weet ook dat in Parijs gaan vertellen dat de minister van Binnenlandse Zaken eigenlijk een fascist is, in wezen een incivieke daad genoemd kan worden.

Inciviek ? Een moeilijk woord, ik weet het, en ook eentje dat u wellicht het liefst alleen associeert met Vlaanderen, maar toch is het zo : u zou ambtshalve moeten oproepen tot civiel gedrag, maar u hanteert de retoriek van een straatvechter.

Daarom zou ik u ook vriendelijk en met aandrang willen vragen de reputatie van ons land en de talrijke volkeren die er wonen niet in uw eigen naam te misbruiken, of in uw terminologie, 'te besmeuren' voor uw eigen electorale gewin.

U zult het voorgaande niet graag horen. Maar ik zeg het u toch. En ik mag dat, want ik woon al langer in deze stad dan u, ik ben ook linkser dan u. En ik ken Brussel ook veel beter dan u. Ik weet sedert enkele weken ook zeker dat ik er veel meer van houd.

Ik hou namelijk van alle mensen die hier wonen en niet alleen van degenen die het met mij over alles eens zijn.

Uw misprijzen voor mij en voor de andere inwoners van deze stad en uw totale gebrek aan inzicht aan wat er leeft, hebt u onlangs nog eens treffend geïllustreerd door na de moeilijke winter op onze kosten een duur volksfeest te organiseren waarvan de ingrediënten stoemp, saucijzen en zanger Lange Jojo waren. Terwijl op ons grondgebied zangers, dansers, musici van wereldformaat aanwezig zijn, terwijl cultuurhuizen, toneelgezelschappen, artistieke verenigingen als de AB, de Beursschouwburg, het Théâtre National, La Monnaie/De Munt, Rosas, de KVS en Bozar binnen handbereik waren en wellicht wat graag iets mee op touw hadden gezet. Terwijl wij allen snakten naar iets met enige stijl. Met wat meer niveau. Met vooral veel meer liefde.

Homesick Blues

Toen ik aan dit stukje begon, heb ik er even over gedacht om luidkeels om uw impeachment te vragen. Weer zo'n moeilijk woord. Als u straks de burgemeester van New York ontmoet, moet u hem maar eens vragen wat dat betekent. Maar ik ga dat niet doen. Want als u opstapt, staat er in de coulissen wellicht al een andere aap te wachten om zijn kunstjes te vertonen.

Entre nous: Brussel is een stad die te goed is voor politici van uw slag. Ik wens u nog een lang leven toe, maar ik hoop hevig dat er na uw verscheiden ten hoogste een ondergrondse parkeergarage naar u genoemd wordt.

Intussen luister ik, zoals zo dikwijls in bange dagen, nog wat meer naar Bob Dylan dan anders. Mijn iTunes bieden mij op dit moment zijn 'Subterranean Homesick Blues' aan. De eerste zinsnede die mij aanspreekt, luidt "Don't follow leaders, watch the parking meters".

Al deugen die laatste in deze stad ook niet echt.