Direct naar artikelinhoud

Een sprong in het ijle

Sinds hij begin jaren zeventig afscheid nam van zijn linkse idealen heeft Mario Vargas Llosa zich consequent verzet tegen alle vormen van autoritair gezag. Daarom bestond er voor hem geen twijfel dat ook Saddam Hoessein zo snel mogelijk weg moest. Als liberale denker stond hij echter voor het dilemma: kun je een open samenleving bouwen op het gebruik van geweld?

Mario & morgana vargas llosa

Dagboek Irak

Oorspronkelijke titel:

Diario de Irak

Vertaald door Marjolein Sabarte Belacortu & Mieke Westra

Meulenhoff, Amsterdam, 127 p., 16,50 euro.

Heiligt het democratische doel alle middelen? Vargas Llosa heeft lang geaarzeld over het antwoord op deze vraag. Toen de oorlog in zicht kwam, in februari 2003, schreef hij een pacifistische column tegen de politiek van Bush, omdat die de Verenigde Naties negeerde en dus de legaliteit van de oorlog ondermijnde. Vargas Llosa's kritiek mag echter niet verward worden met primair anti-amerikanisme, want hij beriep zich precies op "de beginselen van vrijheid en wettigheid die van het land van Lincoln en van Martin Luther King de krachtigste en welvarendste democratie van de wereld hebben gemaakt". Twee weken later was Vargas Llosa om dezelfde reden nog steeds tegen de gewapende interventie, maar tegelijk maakte hij al duidelijk dat hij de motieven van het zogenaamde 'vredeskamp' wantrouwde. Vooral de Franse president Chirac moest het ontgelden vanwege diens eigengereide opportunistische aanpak, niet gespeend van een grote dosis chauvinisme.

Toen kwam de oorlog en Vargas Llosa zweeg. Zijn eerste stuk na de inval, gedateerd 27 april, draagt de titel 'Democratie op de puinhopen'. De auteur lijkt inmiddels zijn mening herzien te hebben: in plaats van tegen Bush richt hij zich helemaal tegen het discours van de pacifisten. Zijn stuk begint met een aanval op een van de grootste tegenstanders van de Amerikaanse inval, Fidel Castro, die van de drukte rond de oorlog gebruikmaakte om binnen een week tachtig dissidenten te arresteren en tot absurd lange gevangenisstraffen te veroordelen. Wie tegen de oorlog blijft, weet dus wie hij als bondgenoot heeft.

Van Cuba gaat het naar Irak. Terwijl iedereen er zomaar van uitgaat dat Cuba na de dood van Castro een democratie zal worden, is men over Irak veel sceptischer. De islam zou haaks staan op de moderniteit, Saddam heeft de geesten van de mensen totaal geknecht en ook de oorlog zelf heeft meer verwoest dan men aanneemt. Vargas Llosa wil zich niet neerleggen bij dit scepticisme. Als liberaal koestert hij nu eenmaal een groot geloof in de kracht van het individualisme en de menselijke vrijheid.

Om zijn hoop te staven besluit hij Irak te bezoeken en alles met eigen ogen te aanschouwen. Tegelijk gaat het om een familiebezoek, want zijn dochter werkt op dat moment als fotografe in Irak. Dat een dergelijke reis een heikele onderneming is, beseft Vargas Llosa zelf ook wel. Hij spreekt de taal niet, heeft geen grondige kennis van de voorgeschiedenis (de weken voor zijn reis gaat hij 'als een gek' zitten lezen) en twaalf dagen is natuurlijk veel te kort om de complexiteit van de situatie in te schatten. Bovendien is Vargas Llosa een VIP, wat wil zeggen dat hij vooral met andere VIP's of met officiële woordvoerders praat. Hij gaat weleens in een café zitten om schrijvend gewone Irakezen te observeren en dan zijn verbeelding te laten werken, maar veel verder komt hij niet.

Vargas Llosa is dan ook uiterst voorzichtig met zijn conclusies. Tekenend is bijvoorbeeld zijn bezoek aan de (inmiddels omgekomen) sjiitische leider Muhammad Baqir al-Hakim. Voor de enen stond die bekend als een fundamentalistische, Iran-gezinde ayatollah, terwijl anderen dan weer hun democratische hoop stelden op zijn pragmatisme. Het gesprek verloopt uitermate moeizaam en aan het eind moet Vargas Llosa toegeven dat zijn perplexiteit eerder vermeerderd dan afgenomen is.

Bij een driedaags bezoek aan Iraaks Koerdistan wordt de auteur onverwachts opgewacht door een ministeriële delegatie. Hij krijgt er het bekende verhaal te horen van de Koerdische uitzondering: het gebied zou een oase van rust zijn in een land waar overal elders de chaos regeert. Bijna trapt hij erin, maar als hij in de taxi een paar woorden met de chauffeur wisselt, beseft hij alweer dat de werkelijkheid altijd anders en complexer is dan de woordvoerders willen doen geloven.

Twijfel alom dus. Eigenlijk weet Vargas Llosa nog altijd niet goed wat hij in Irak geleerd heeft. Hij heeft vooral deprimerende dingen gezien. Zo is er van een civiele maatschappij geen spoor terug te vinden in zijn beschrijvingen. En toch. Als het verkeer in Bagdad weer eens vastzit (de goedkope benzine!), is er altijd wel iemand die zijn auto aan de kant zet en als politieagent optreedt. Dergelijke spontane individuele initiatieven geven de liberaal Vargas Llosa de hoop dat het toch goed kan komen met de democratie in Irak. Hij is er dan ook van overtuigd dat de oorlog uiteindelijk de moeite waard was, ondanks de enorme risico's die men genomen heeft. Uit zijn Irakese dagboek moet je echter opmaken dat deze overtuiging meer op wishful thinking dan op een grondige analyse gebaseerd is. Als getuigenverslag en momentopname is dit een interessant boekje, een blijvende bijdrage aan het debat zal het echter niet zijn.

Peter Venmans

Als liberaal koestert Vargas Llosa een groot geloof in de kracht van de menselijke vrijheid