Direct naar artikelinhoud

Schrijver tussen de Andalusische overlevers

Stefan Brijs trok in 2016 door zijn nieuwe thuishaven Andalusië en hield een logboek bij, uitmondend in anekdotische reisminiaturen met veel natuurbeschrijvingen. In de ziel van de schrijver mogen we slechts zelden gluren.

Essays.

Sinds Stefan Brijs (°1969) in Andalusië is neergestreken, heeft hij bijna onophoudelijk de lof gezongen van de Spaanse provincie. Hij kon er zijn somberheid afleggen, die hem in België onverhoeds in de nek dreigde te vallen. "Ik besef hoeveel energie en levensvreugde ik hier in Andalusië heb gekregen", vertelde hij dit weekend in Het Belang van Limburg. "In België was ik qua inspiratie op een dood spoor beland. En dan dat verkeer, de drukte... Ik had nood aan een nieuwe horizon, en die heb ik hier gevonden."

Geen wonder dat Brijs een tegenprestatie wilde leveren aan het gebied dat hem aarzelend, maar vervolgens warmhartig, onder de vleugels nam. In de vorm van een boek. "Het lijkt alsof ik hier vierentwintig uur per dag, zeven dagen op zeven vakantie heb, maar ik ben dag en nacht met mijn boeken bezig", verzekert hij.

Toch heeft Brijs zichtbaar enige moeite gehad om zich onder het aangename juk van eversellerDe engelenmaker (2005) te ontworstelen, nog steeds goed voor 5.000 verkochte exemplaren per jaar. Opvolgers Post voor Mevrouw Bromley (2011) en Maan en zon (2015) hadden niet dezelfde armslag. Ging Brijs misschien al te sec en efficiënt horlogemakersproza bedrijven? Maan en zon was een keurig maar ook enigszins steriele roman.

Het lijkt verstandig van Brijs om even terug te grijpen naar de essayistiek, een genre waarin hij zich met Kruistochten (1998) en zijn biografie over Neel Doff al eerder volkomen thuis in toonde, vaak ook met een persoonlijke geladenheid.

Druiven slikken

Met Andalusisch logboek volgen we de tochten van de schrijver door een streek met talloze literaire aanknopingspunten. Federico García Lorca en Nobelprijswinnaar Juan Ramón Jiménez zijn er natuurlijk nauw mee verbonden, maar ook Ernest Hemingway, Théophile Gautier, Hans Christian Andersen en Prosper Mérimée maakten er opgemerkte passages. Brijs vervlecht al die ervaringen in een soort dagboek dat twaalf maanden bestrijkt en dat zowel anekdotisch als instructief is opgevat. Hij praat met dorpelingen en passanten, snuistert in ingeslapen musea, sjeest met de auto langs dorre landschappen die steeds meer door olijfbomen worden ingepalmd of vertelt over het oudejaarsritueel van druiven slikken. Hij bewondert "gekruisigde en gegeselde Christussen" in kerken én schilderijen van Zurbarán in een sacristie, en woont ettelijke processies bij. Hij bezingt Andalusië, maar is evengoed beducht voor de kleine kantjes, zoals in Cádiz, "stad van de norsen en de stommen".

Regelmatig prijst hij hun survivalinstinct en zet hij het af tegen de vanzelfsprekende Belgische welvaart. Spanje is een land in crisis, dat pepert Brijs ons goed in. "De Andalusiër is een overlever, iemand die van het weinige dat hij heeft het beste probeert te maken. Hij perst de citroen tot de laatste druppel uit en zo nodig zou hij zelfs van een keu het vel nog afstropen." Ook het immobilisme van de Spaanse politiek is een rode draad, "hoe langer hoe meer realiseer ik me hoe jong deze democratie is en hoe onervaren haar deelnemers zijn".

Verrekijker en vogelgids

Stefan Brijs ontpopt zich in Andalusisch logboek als een goed geïnformeerde gids die kwistig met weetjes strooit en alle hebbelijkheden en onhebbelijkheden van zijn streek omarmt. Natuurschoon wordt uitbundig bezongen, net als de ornithologische rijkdom (verrekijker en vogelgids ligt steeds binnen handbereik). Regelmatig monden de observaties uit in mooie miniaturen, die bijna smeken om een illustratie. Toch weet Brijs te sporadisch betrokkenheid op te wekken. Misschien omdat de rondstruinende auteur weinig in zijn ziel laat kijken? Goed, hij noteert wel dat schrijven in zijn geval "voor drie vierde uit staren" bestaat of dat hij met een opera-aria 's morgens naar zijn één kilometer verderop gelegen brievenbus tuft. Slechts wanneer Brijs op de executieplaats van Federico García Lorca staat, lijkt hij uit zijn rol te vallen. Maar meestal houdt hij de lezer behendig op afstand.

Conclusie: wie met Andalusisch logboek in de reiskoffer naar Spanje trekt, zal zich dat absoluut niet beklagen. Wie gebrand is op een meer epistolair relaas - genre Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer - blijft hoogstwaarschijnlijk op zijn honger.

Stefan Brijs is zaterdag (om 18 uur) te gast op het festival Bru-Taal in Brugge, brutaalbrugge.be