Direct naar artikelinhoud

Facebook en co. pakken terreurpropaganda aan

Facebook, Twitter, Microsoft en Google ontwikkelen samen een nieuwe technologie om terroristische propaganda sneller te verwijderen van sociale media. Dat roept vragen op over de vrijheid van meningsuiting. 'Zullen ze mijn account ook afsluiten?', vraagt IS-watcher Pieter Van Ostaeyen zich af.

Een week voor hij het vuur opende in een nachtclub in Orlando was Omar Mateen op zoek naar inspiratie op Facebook. Hij zocht er naar een speech van Abu Bakr al-Baghdadi, de leider van IS. Op de dag van de schietpartij zwoer hij overigens trouw aan Al-Baghdadi in een Facebook-post.

Sindsdien hebben verschillende sociale media de strijd opgevoerd tegen profielen die IS-boodschappen verspreiden. In een gezamenlijk bericht laten de vier technologiebedrijven Facebook, Twitter, Microsoft en Google (eigenaar van YouTube) weten dat ze werken aan technologie die extremistische inhoud moet herkennen.

Aanzet tot censuur

Als dat algoritme foto's en video's vindt die terreur verheerlijken, dan krijgen ze een unieke vingerafdruk. Video's waarin bijvoorbeeld gerekruteerd wordt voor de jihad, of foto's van onthoofdingen krijgen een 'hash' en die delen de bedrijven met elkaar in een databank.

"Hashing is een manier om gegevens te coderen", zegt Rob Heyman, sociale media-onderzoeker aan de VUB. "Om privacyredenen kunnen de bedrijven de foto's zelf niet met elkaar delen, maar wel de geanonimiseerde hash."

De technologiebedrijven stonden de laatste tijd steeds meer onder druk van de Verenigde Staten, Europa en een aantal andere overheden om jihadistische internetpropaganda aan te pakken. De Europese Commissie dreigde met nieuwe regelgeving als ze niet tot een gecoördineerde aanpak zouden komen.

Een aantal critici wijst erop dat Europa op die manier eigenlijk aanzet tot censuur. "De Commissie klaagt altijd dat de internetreuzen te veel macht hebben, maar bij gebrek aan politieke verantwoordelijkheid zet ze nu de bedrijven ertoe aan om zelf te beslissen wat gebruikers mogen posten", klaagt Joe McNamee van EDRI, een lobbygroep voor onlineburgerrecht.

Het nieuwe initiatief zou slecht nieuws kunnen zijn voor iedereen die onderzoek doet naar extremistische organisaties. Die video's die IS deelt via haar persbureau Amaq worden niet alleen gedeeld door aanhangers, maar ook door onderzoekers.

"Dankzij enkele Twitter-posts kon ik achterhalen dat Belgische IS-strijders in Syrië deel uitmaakten van hetzelfde netwerk, Katibat al-Battar al-Libi", zegt Pieter Van Ostaeyen. "Ik durf te stellen dat we anders een blinde vlek hadden gehad in het onderzoek naar de aanslagen van Brussel. Zoiets komt alleen aan het licht als onderzoekers bepaalde informatie, zoals foto's en video's, met elkaar kunnen delen."

Van Ostaeyen vraagt zich af of zijn Twitter-account nog verzekerd is. Op zijn WordPress-blog heeft hij al maatregelen genomen onder druk van de Indiase overheid. De edities van Dabiq en Rumiyah - propagandabladen van IS - waren tot voor kort vrij te raadplegen op zijn website, maar zijn nu met een paswoord beveiligd.

"Ik vind dit een verontrustende evolutie. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat het internet een soort ideale versie is van de werkelijke wereld? Wat maken we onszelf dan wijs?"

Menselijke factor?

Ook de methode roept vragen op. Heyman vergelijkt het algoritme van de sociale mediabedrijven met een scène uit de film Yes Men, waarin de douane Jim Carey aanhoudt op verdenking van terrorisme. De optelsom van een vliegbrevet, een huwelijk met een Perzische vrouw en studies Koreaans waren voldoende voor arrestatie.

"Ik hoop dat er een menselijke factor zal zijn bij de verwijdering van gebruikers of hun content. Als ze geen rechtszaken willen, zullen ze mensen moeten aanstellen die kunnen uitmaken of het om een jihadist, een onderzoeker, of gewoon een gebruiker met een gezonde interesse gaat. Anders zijn ze in strijd met Europese wetgeving."